Friday, August 8, 2025

De zoen

Sinds mijn moeders dood bracht mijn vader de was altijd bij de wasserette. Er werkte een lieve vrouw. Zij was altijd even vriendelijk voor mijn vader alleen kon hij haar moeilijk verstaan want haar Nederlands was wat hakkelig. Hij sprak altijd vriendelijk minzaam met haar. Voor hij naar binnen ging snoot hij buiten altijd eerst even zijn neus omdat zij hem altijd hartelijk verwelkomde met een zoen op zijn wang en die wilde hij schoon ontvangen. Ik vermoed dat hij vaker naar de wasserette ging dan nodig, want hij bracht maar een heel klein wasje.

Af en toe ging ik met hem mee. Op een dag sprak ze me aan in vloeiend Frans. Wat bleek:  ze kwam uit Armenië en had jaren in Parijs gewoond. Nu was ik degene die hakkelde en naar woorden zocht terwijl er uit haar mond prachtig Frans vloeide. Mijn vader keek verbijsterd toe. De vrouw straalde nu zekerheid uit en was ik het die naar woorden zocht. Dat was hij niet gewend. Toen we weer buiten liepen zei hij: ”Verhip, ze kan toch goed praten!”






Sunday, August 3, 2025

Daar heb je d'r weer met d'r moeder...

Tja, ik denk wel eens dat jullie dat denken en denk het zelf ook wel eens. Zoveel therapien doorgewerkt om mijn moeder te verwerken. Heb haar gehaat maar hield ook van haar. Nu ze dood is blijkt de liefde sterker en ben de haat totaal vergeten. Ze leverde me in de loop der jaren zoveel hilarische en ontroerende verhalen op. Elke keer denk ik: nou heb ik alles wel gehad en hup dan komt er weer een verhaal boven drijven en die moet ik wel opschrijven. 

Mijn vader komt ook vaak langs in mijn verhalen en dat was de saaiste man die ik me maar kon voorstellen, ben er zelf verbijsterd over. Hij zei in zijn laatste jaren omdat ie nu eindelijk ook wel es de aandacht wilde: "Zou je nog es een stukkie over me kenne schrijven?" 

Nu begrijp ik het wel... al die gekke, mooie en soms pijnlijke gebeurtenissen zijn een leidraad geworden voor mijn leven. Er wordt vaak gezegd dat de mensen die ons het meest irriteren onze goeroes zijn en dat blijkt ook zo te zijn. Meestal zien we dat achteraf pas als het inzicht al is ingedaald. Terwijl ze voor ons zitten is het andere koek. Nooit had ik kunnen vermoeden dat ik met zoveel liefde zou schrijven over de soms meest afschuwelijke gebeurtenissen.

Het blijkt dat we totaal anders naar ons leven en de mensen die daarin voorkomen kunnen kijken dan we meestal doen. Wie waren en zijn ze in ons leven? Waarom? Wat hebben we te van ze leren? Wat te ervaren? Hoe lijk ik op mijn ouders? Waar mijn moeder totaal in overdreef daar kan ik, als ik het me bewust ben, op tijd stoppen: 'Oh nee, Mar... nu is het genoeg: uitademen!' Waar mijn vader zijn mond hield van verlegenheid, daar doe ik nu mijn mond open maar soms ook niet waar het wel nodig is. Ik herken zijn verlegenheid en zag het gevolg daarvan. Als we over onze familie gaat schrijven en over de gebeurtenissen en we doen dat met wat humor en inzicht dan gaan we er anders over voelen. Het slachtofferschap voorbij.

Mensen die een bijna dood ervaring hadden zeggen dat we na ons leven een overzicht krijgen en we op een liefdevolle manier zien wat we aan goeds hebben gedaan en wat we anderen hebben aangedaan en kunnen zelfs voelen hoe anderen dat hebben ervaren. We hoeven niet te wachten op onze dood, dat kunnen we nu ook al doen. Wat wel heel belangrijk is: kijken met een snufje humor en een grote dosis liefde zoals we naar onze kinderen zouden kijken als ze iets doen wat niet zo handig is. Ik heb zulke domme dingen gedaan en zulke mooie. Er was meer schoonheid dan ik op dat moment kon zien.







Over verwerken en vergeven

Mijn moeder was mijn eerste en grootste leermeester op het gebied van verwerken en vergeven. Ik dacht altijd dat ze niet goed verwerkte en over de gevolgen die dat voor haar en mij had. Het zat er al een tijd aan te komen en het moest een keer geschreven worden. Terwijl ik schrijf gebeurt het al... zoveel herinneringen komen boven. Ik realiseer me dat mijn moeder wel degelijk pogingen deed om te verwerken.

De herinnering komt opeens fel op dat mijn moeder en ik, hand in hand naar Shoah keken, de documentaire die ooit werd uitgezonden met de gruwelijke details van de concentratiekampen. Mijn moeder vroeg me het samen te zien, zodat ze er door heen kon gaan om het goed te verwerken.
Een groots moment omdat ons dat dicht bij elkaar bracht. Ik zie net op google dat het in 1985 is gemaakt, dus ik moet zo'n dertig jaar zijn geweest. Ze wilde de confrontatie aan gaan en met eigen ogen zien wat er precies was gebeurd. Wat een moed. Het hielp niet, haar pijn werd er des te erger door. Nu kwamen de beelden in volle heftigheid bij haar binnen. In mijn jeugd knipte mijn vader alle informatie over de oorlog uit de krant zodat mijn moeder het niet zou zien. Als Hitler op tv kwam rende hij naar het toestel om het uit te zetten.

Mijn moeder verloor zo'n dertig familieleden in de gaskamers van Sobibor. Haar vader en op één na al zijn zusters en broers, haar oma en opa, nichtjes, neefjes. Mijn moeder stond ingeschreven bij de Joodse gemeente als vol Joods. Ze had al een oproep gekregen en voor hij zelf werd weggehaald, zette haar vader dat nog "recht". Mijn oma was christen en half joodse kinderen mochten nog wat langer blijven leven.

Greet Dresden, hield zich na de oorlog staande met de boeken van o.a. Vincent Peale. Ze was een positief denker. Dat heeft haar een tijd veel goed gedaan.  Ze liep met ferme pas en haar hoofd met grote zwarte dot, trots in de lucht. Ze las, ondanks dat ze alleen lagere school had, boeken van Sartre en Spinoza en voelde zich een vrijdenker. Ze las iedereen de les en menigeen was bang voor haar priemende blikken en snelle tong. Ook ik was vaak bang van haar, ze zag door me heen en kon me op mijn zwakste plekken raken.

We konden ook uren praten over het leven en de dood. Ze vertelde over hoe ze de wereld zag en dat over honderden jaren iedereen van gemengd bloed zou zijn... alle rassen door elkaar omdat we allemaal één zijn. "Net als ik, zei ze dan trots: joods en christen, door elkaar."  Ze wilde bewust leven en riep me dat vaak toe: "Bewust leven, Mar! Geniet van elke dag en elk moment!" Ze had grootse momenten en ik was dan zo trots op haar. In één van die momenten vergaf ze de Duitsers.

Ze zat vaak op bankjes in het Sarphatipark in Amsterdam en sprak met allerlei mensen. Als iemand naast haar zat die depressief was, dat gebeurde nogal eens, riep ze: "U depressief? heeft u dertig familieleden verloren aan de gaskamers? Nou ik wel en als ik positief kan zijn, dan kunt u het ook! Ga naar de markt en haal een bos tulpen en zet ze op tafel... koop een taart en geef die aan iemand die eenzaam is! Dat haalt u er wel uit." Ze liet mensen verbijsterd achter. Ze is nog wel eens iemand tegen gekomen die zei: "U haalde me door uw woorden uit de depressie!"

Er kwamen ook andere momenten. Zoals de keer dat ik thuis kwam en alles donker was. Mijn moeder lag op de bank in de kamer in het donker en ik mocht niet naar binnen. Ik was een jaar of twaalf. Het duurde weken. Ma had een "inzinking" zoals ze het noemde. De dokter hoorde voor het eerst wat er in de oorlog gebeurd was en vroeg: "mevrouw Ruijterman, wilt u misschien in therapie?" "O, nee." antwoordde mijn moeder trots: "Geen sprake van, dat doe ik zelf wel! Ik ben oersterk en ik kan het alleen, mijn gedachten zijn krachtig en ik krijg alles voor elkaar! Ook dit!" Toen een tijdje later het licht weer aanging liep ze weer even trots als daarvoor de wereld in en toch was er iets veranderd.

Ze kreeg buien waarin ze radeloos en woedend schreeuwde en tierde en haar haar uittrok, zichzelf sloeg en me de huid vol schold. Het kon ook zo weer over zijn als de voetstappen van mijn vader op de trap klonken. Ze trok een glimlach en riep: "Mar, lachen... niets aan de hand!" "Dag Niek! hoe was het op je werk?" en voorbij was de paniek. Dat leerde me toen al dat je paniek kunt uitzetten als je dat nodig acht. Er is ergens in ons een toeschouwer die de boel in de gaten houdt en een nieuwe keuze kan maken.

Het was in het begin voor mij niet te geloven. Mijn moeder? Dat kan niet waar zijn... dit gebeurt niet echt. Ik was vreselijk bang en de jaren daarna gebeurde het steeds vaker dat ze zo'n bui had. Het contrast was gigantisch. Als ze zo was dan vergat ik totaal de mooie sterke moeder die ze ook was. Als ze weer normaal was vergat ik totaal haar paniekaanvallen en hadden we weer de mooiste gesprekken.

Ik kreeg een hekel aan positief denken omdat ze zich zo groot hield en en de positiviteit gebruikte als overlevingsstrategie waardoor ze zich enorm opblies. Mijn overlevingsstrategie was cynisme en ik kon haar daardoor van repliek dienen en voelde me sterker.

Toen ik later zelf de kunst van de kracht van gedachten leerde gebruiken was verwerken altijd gedachte nummer één:  "Ik ga dit goed verwerken" is een zeer constructieve gedachte en dan is het zaak om het ook te doen. Dat is een grote les die ik van haar heb geleerd.

Ben ook een ster geweest in het niet willen voelen en mezelf als slachtoffer van de wereld zien. Heb jaren in therapie gezeten om alles te verwerken. Het lukte niet omdat ik in de therapie altijd maar weer het verhaal vertelde van hoe zielig ik was geweest. Pas toen ik er jaren later achter kwam dat door het gevoel bewust te voelen de pijn oplost, werd het zachter in mij.
Ik was zo bang de pijn toe te laten dat ik allerlei manieren vond om niet te hoeven voelen. Tv kijken, snoepen, uitgaan, lezen. Op mijn drieëndertigste begon ik te mediteren en toen kon ik er niet meer van weg. En wat bleek... als de pijn heel dichtbij de kern komt... dat gedeelte wat ik zo graag wilde beschermen omdat het zo kwetsbaar leek: als de pijn de kern/de ziel raakt... lost het op. Het lost niet alleen op: er komt Liefde vrij en geluk. Wie had dat gedacht? Dat wat we willen beschermen blijkt onze diepste kracht te zijn. We zijn zielen met zoveel Liefde en Kracht in ons en dat zijn we vergeten. Tot we het ons weer herinneren en dan lost alles op. Alle verdriet, haat, jaloezie, wrok verdwijnt als sneeuw voor de zon.

Mijn moeder werd ouder en ze ging zich steeds meer herhalen en stopte niet meer met praten. Tegen de arts van het ziekenhuis, zes weken voor haar dood, zei ze: "Ja, als u dertig familieleden had verloren aan de gaskamers dan had u ook een tia gehad..." ze ging voor het effect. Heel af en toe hadden we momenten echt contact tot ze stierf. Ze kreeg een hartaanval en de laatste zes weken lag ze aan de beademing en kon niet meer praten. Ze was woedend dat haar dit moest overkomen en had gigantische hoge bloeddruk. Toen ze wist dat ze ging sterven werd ze rustig en we keken elkaar lang in de ogen. Met een groots gebaar van haar nog goede hand gaf ze aan dat de beademing mocht worden stopgezet. We hebben intensief afscheid genomen en ik heb genoten van het rouwen. Heb me er helemaal ingegooid en het was louterend en verlichtend.
Ze liet me later weten, via een medium, dat ze nu vrij is en dat ze haar leven overziet. Dat ze een karikatuur van zichzelf was geworden. Ze is nu vrij. Er is altijd bevrijding al wachten sommigen er op tot na de dood.

In de diepte van wie we werkelijk zijn: op zielsniveau komen we elkaar tegen en blijken we één te zijn en lost alles op.

Saturday, August 2, 2025

De zoektocht van Sara Dresden, Marja's verhaal









Op een dag, net na de oorlog, zaten mijn oma, mijn tante Annie en mijn moeder aan de keukentafel in de Ten Katestraat. De radio stond aan en opeens hoorden ze tot hun grote schrik hun eigen naam noemen. Een oproep aan Greetje en Annie Dresden: hun halfzusje Sara Dresden was gered en woonde bij een echtpaar in Delft.
Hun vader Sem Dresden scheidde van hun moeder in 1941 en trouwde met een joodse vrouw die al een kindje had. Samen kregen ze Sara. Net voor ze werden weggehaald tijdens een razzia gaf Sem de baby in paniek aan de buren. Samuel, zijn vrouw en haar kindje hebben het niet overleefd, de baby wel. De buren gaven haar uit angst aan de Duitsers, die dropten haar bij de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg en daar werd ze gered met een heel stel andere kinderen door Kees Chardon, een verzetsheld.
Dolblij togen ze naar Delft. Greetje was inmiddels zeventien en Annie vijftien. Ze zagen hun halfzusje, een piepklein, schattig meisje. Ze wilden haar omhelzen en riepen: “ons zusje”. Maar de vrouw vroeg of ze dat alsjeblieft niet wilden doen. Ze wilden niet dat Maria, zoals ze haar hadden genoemd en in de kerk laten dopen tot katholiek, zou weten dat ze eigenlijk joodse ouders had en niet hun eigen kind was. Annie en Greet konden zich dat wel voorstellen en vonden het al prachtig dat die mensen zich over Sara hadden ontfermd.
Mijn vader knipte stukken uit de krant en als ik vroeg waarom antwoordde hij: Je moeder kan niet tegen nare berichten. Later bleek dat het artikelen over de oorlog waren. Als Hitler of iets over de oorlog op tv kwam, rende mijn vader naar de tv en zette hem snel uit. Ma wilde er niets van weten. Ze wilde zich alleen richten op de mooie dingen in het leven. Dat was haar manier om met het verleden om te gaan.
Ik was een jaar of vier en er werd gebeld toen we in de Pijp woonden. Mijn moeder trok bovenaan de trap aan het touw om de deur beneden te openen. Ik hoorde roepen en de voetstappen van mijn moeder op de trap en toen hoorde ik schreeuwen. Ik kroop onder de tafel van schrik. Even later kwam ze boven met een heel mooi meisje. “Dit is Maria, mijn zusje…” Ik vond het heel bijzonder dat mijn moeder ineens nog een zuster had en dacht er verder niet over na hoe dat zat. Maria ofwel Sara was voor mij een magisch meisje, zo mooi en lief.
Op een dag vertelde ma me wat er in de oorlog was gebeurd. Ik denk dat ik een jaar of acht was. Het was een grote schok. Mijn moeder die dat allemaal had meegemaakt. Haar eigen vader en haar opa en oma en al haar neefjes en nichtjes vergast? Wat is vergassen? Ma legde het me uit: ze moesten naakt onder de douche en dachten dat ze schoon zouden spoelen maar er kwam gas uit de kranen en dan stikten ze. Het was niet te bevatten. Dan gingen ze dood. Allemaal: kinderen en oude mensen en iedereen. Hoe konden mensen dat doen? Hoe was dat mogelijk? Ik voelde me misselijk en draaierig.
Ma vertelde rustig hoe het was in de oorlog en dat ze zo’n verschrikkelijke honger hadden gehad. Dat haar vader joods was en dat bijna alles voor Joden verboden was. Ze had zelf ook een oproep gehad dat ze weg moest naar de Hollandsche Schouwburg. Daar moesten ze blijven tot ze naar kamp Westerbork werden gebracht en vandaar in treinen werden vervoerd naar Sobibor. Er was een fout gemaakt bij de Joodse Gemeente en mijn moeder stond als heel joods te boek. Haar vader heeft dat voor hij zelf wegging nog ‘recht’ gezet. Ze was half joods omdat ze een christenmoeder had, daarom hoefde ze toch niet mee.
Ik was in tranen, te veel om te verwerken. Ze vertelde dat Sara/Maria haar halfzusje was. Dat haar vader na de scheiding van haar moeder met een joodse vrouw was getrouwd die al een kindje had, Judith. Samen kregen ze in de oorlog nog een kindje en dat was Sara, die het als enige had overleefd door een reddingsactie van de advocaat Kees Chardon uit de Joodse Crèche in Amsterdam. Toen ze zestien was kwam ze er zelf achter dat ze twee zusters had en eigenlijk joods was. Ze ging op zoek in kasten, vond papieren over zichzelf en zo kwam ze op haar zestiende voor het eerst bij ons thuis.
Op een een of andere manier hadden de zusters jaren geen contact. Het is nooit duidelijk geworden waarom. Ik dacht vaak aan mijn magische jonge tante. Toen ik zestien was ging ik naar haar op zoek. Ze woonde bij Hoorn en toen ik aan kwam lopen herkende ze me direct. Het was heerlijk haar weer te zien. Inmiddels was ze getrouwd met Fred en had ze twee kleine kinderen die gezellig bij me op schoot kwamen zitten. We hebben altijd contact gehouden soms met een tussenpoos van een paar jaar.

Net voor Greet en Annie stierven nam ik ze mee naar Sara/Maria en het werd een mooie middag. Sara vroeg niet veel over haar ouders. Ze dacht: de volgende keer ga ik het vragen. Die keer is niet meer gekomen. Annie en Greet stierven vrij snel daarna plotseling: Greet op 13 juni en Annie een dag later wat op zich al een wonder is.
Een paar jaar geleden zat ik thee te drinken bij mijn tante toen ze werd gebeld. Ze trok wit weg: het was de zuster van Kees Chardon. Ze had haar ontdekt via een krantenartikel en was altijd nieuwsgierig of het kindje het had overleeft. Sara verbleef als baby een paar dagen bij haar. Ze hebben elkaar inmiddels ontmoet.
Laatst werkte ik bij de VU en daar lag de Ad Valvas het studentenblad. In twaalf jaar dat ik voor de VU werk heb ik dat blad nooit ingekeken en nu nam ik er een mee. Toen ik er 's avonds in zat te bladeren zag ik tot mijn verbazing een artikel over Kees Chardon. Er hangt een portret van hem bij mijn tante aan de muur en mijn ouders hadden een foto in hun fotoboek met daaronder: Held! Ik mailde de schrijver Wim Berkelaar, hij nodigde me uit op de koffie en we hadden een mooi gesprek. Bleek dat Kees Chardon student was aan de VU.
Inmiddels zijn de drie zusters allemaal 'aan de andere kant' aangekomen en kunnen ze alles met elkaar bespreken. Het zal een wonderlijk weerzien zijn geweest.

Zo ongeveer een jaar voor ze stierf aan covid heb ik mijn tante geïnterviewd over haar leven: Sara/Maria gered uit de Joodsche crèche, haar verhaal.





Lees ook:

Ode aan tante Engeltje

 

Sofnaaister met poeha

Mijn moeder was in haar jonge jaren coupeuse en dat heb ik geweten. Er was geen geld voor nieuwe kleren dus ze maakte ze zelf. Ze kon uren bij de 'Margriet' op de Stadhouderskade in Amsterdam patronen uitzoeken en dan naar 'het Winckeltje' op de Ceintuurbaan om draadjes en naalden en stofjes te zoeken. Ik verveelde me dood, vond het muf ruiken en wist niet waar ik moest kijken omdat alles me tegenstond. Moest uren aan het wiel van de naaimachine zitten om hem aan de gang te houden. Dan op een bankje staan om met spelden het jurkje passend te krijgen en ik draaide altijd in de verkeerde richting rond en mijn moeder bitste met spelden in haar mond: "Nee, andere kant.. sta niet zo te wiebelen, stil staan!"

Ze werkte vanaf haar dertiende bij verschillende werkgevers. In de oorlog op haar dertiende liep ze met haar zuster Annie op bij elkaar gelapte schoenen van de Ten Katemarkt naar de Koninginneweg waar ze zonder eten de hele dag moesten naaien. Een collega zat heerlijk belegde boterhammen te eten terwijl zij toekeken. Tot mijn moeder een keer flauw viel, daarna kregen ze elke middag een boterham. Jaren later werd ze aangenomen bij een ander atelier en ze vroeg of ze even mocht rondkijken op de werkvloer. Ze had zichzelf verkocht als topnaaister en liep rond als Meryl Streep in The Devil wears Prada en men was zeer onder de indruk. Haar aankomende collega's dachten dat ze een nieuwe directrice was. Toen ze eenmaal begon kreeg ze de wind van voren: "En jij noemt je een topnaaister met je poeha? Je bent een sofnaaister!"

Dan de keer dat ze de baas waar ze allemaal bang voor waren aan het dansen kreeg. "Dat lukt je nooit!" zeiden haar collega's. "Nou wacht maar af..." antwoordde ze. "Mijnheer Brauns, kunt u dansen?" De man was even van slag en zei: "Nee!" "Dat een heer zoals u niet kan dansen, kom ik leer het u." Ze zette haar collega's aan het nummer: 'Ik heb een huisje met een tuintje' te zingen, dwong de man in een quickstep en schopte zijn benen in de goede richting.

Ze kreeg het voor elkaar dat ze tussen de werkzaamheden koffie kregen wat toen schijnbaar niet de gewoonte was en stopte met werken bij haar trouwen wat wel de gewoonte was. Wat heerlijk dat ik tegenwoordig op alle werkplekken waar ik kom de heerlijkste 'cappuccino's' krijg.

Van de week vond ik deze foto. De jurk die ze droeg en mijn schortje had ze zelf gemaakt en nu denk ik: 'Wow... dat is knap!' en ik waardeer haar werk met terugwerkende kracht.





Mijnheer, u deugt niet!

Mijn moeder had het er maar moeilijk mee dat ik op vrouwen viel en het gaf enorme ruzies. Op een dag ging ik uit in café Populair op het Rembrandtplein. Mijn toenmalige geliefde en ik deinden en zongen daar gezellig Amsterdamse liedjes mee en we ontmoetten een mooie mijnheer met zwarte krullen en prachtige tanden. Hij zag er netjes uit en we hadden plezier en ik dacht: "Weet je wat, ik neem 'm mee naar mijn ouders, mijn moeder vindt 't vast leuk als ik es met een man aan kom."
We kwamen binnen en voor we ook maar een woord hadden gezegd keek mijn moeder 'm met kracht aan en zei: "Mijnheer, u deugt niet en ik wil dat u nu mijn huis verlaat." Nu had mijn moeder wel vaker onverwachte en directe uithalen maar deze had ik niet verwacht omdat ze meestal heel hartelijk was naar vreemden. Ik schaamde me voor haar, de man en ik vlogen de deur uit en ik bood mijn excuses aan voor de woorden van mijn moeder. We dronken er nog een borrel op.
We maakten plannen om met z'n drieën met zijn auto naar Frankrijk te gaan op vakantie. Mijn vriendin ging een ritje met 'm maken en toen ze ergens diep in de nacht thuis kwam zei ze doodsbleek en verbijsterd: "Hij is opgepakt... we zijn door de politie gestopt. Hij blijkt vrouwen te ontvoeren naar Zuid Europa en te verhandelen." Tja, het kwam die week nog in de krant. Mijn moeder kon door mensen heen kijken.

Friday, August 1, 2025

Een tia en de slappe lach, is dat mogelijk?

Die ochtend zou ik om een uur of acht naar Boxtel rijden voor mijn werk maar had een raar gevoel en belde eerst mijn moeder. Ze sprak raar alsof ze dronken was. Nu hield ze wel van een slokje maar zo vroeg. Ik reed meteen naar haar toe en daar stond ze in het midden van de kamer, half aangekleed en keek me vragend en hulpeloos aan. 'Naar het ziekenhuis!" zei ik... ze schudde nee want daar hield ze niet van. Ze was al jaren niet meer bij een dokter geweest en daar was ze zeer trots op. "We gaan nu!" zei ik ferm terwijl ik haar hielp met aankleden wat vreemd vertrouwd voelde terwijl ik dat toch voor het eerst in mijn leven deed. Pa vroeg: "Gaan we nu niet naar Frankrijk?" We zouden dat weekend een week samen gaan en ze hadden zich er vreselijk op verheugd. "Nee, ik denk niet dat dat kan nu."
In het ziekenhuis kwam al snel een neurologe binnen die ik toevallig kende omdat ik haar jaren geleden bij de universiteit een training assertiviteit had gegeven. Mijn moeder moest haar vinger volgen en allerlei oefeningen doen. Pa zat in een stoel de krant te lezen alsof het hem allemaal niet aanging.
Ma zei met slepende tong tegen de neurologe: "Als u dertig familieleden had verloren in de oorlog had u ook een tia gehad!" De vrouw werd vuurrood en wist duidelijk niet wat ze hiermee aan moest. Ik keek mijn moeder aan terwijl ik dacht: 'Je zegt dit om te shockeren en om het effect.' Ma zag mijn blik. We begrepen elkaar stil en kregen de slappe lach. Ik wist precies wat ma aan het doen was en ma zag dat ik het wist en voelde zich betrapt. De arme neurologe werd nog roder, reageerde niet en pa bleef de krant lezen. Ma en ik bleven er bijna in en het was een van de zeldzame momenten dat we ons zo dichtbij elkaar voelden al was het niet prettig voor de arme neurologe.
Ze werd opgenomen met inderdaad een tia en bleef een paar dagen in het ziekenhuis. Binnen de kortste keren stond ze 's ochtends, voor de verpleging kwam met de medicijnen, naast haar bed met haar tas aan de arm volledig gekleed te wachten. Ze was snel beter en kreeg vlak daarna een ergere tia. Dat was het begin van het einde. Ondanks alles hadden we een gouden moment samen.


De magische mevrouw Basilec

Ma zat op een bankje aan de Amstelkade waar ook een oude dame in de zon zat te genieten van het uitzicht. De dame zei: "Weet u wel naast wie u zit?" "Nee" zei mijn moeder "Wie bent u dan?" "Ik ben mevrouw Basilec en ik zong opera vroeger en was ooit heel beroemd." "Oh, wat interessant" antwoordde mijn moeder. "Weet u wel naast wie u zit?" "Nee", zei de dame. "Ik ben een heel interessante vrouw!" zei mijn moeder met evenveel overtuiging en ze vertelde alle goede dingen die ze zoal in haar leven had gedaan. Die kans liet ze zich niet ontnemen. 
"Ah, zei mevrouw Basilec... "Ik zie wie u bent, ik herken u want we zijn allebei van de zevende sfeer, dat is de hoogste sfeer. U wilt mensen van lagere sferen bereiken maar dat zal u niet lukken. Wel van de vijfde en de zesde maar lager kun je je beter de moeite besparen. Die luisteren toch niet. Kom mee naar boven ik woon hier dan zal ik u wat laten horen."
Trots op haar juist ontdekte hoge status liep Ma mee naar boven en kwam in een klassiek ingerichte kamer en ging op de bank zitten. "Nee, niet daar!" riep mevrouw Basilec luid: "Daar zit Jan!" Ma schoot van de bank af en keek nog eens goed maar zag geen Jan. "Jan is overleden maar hij zit daar nog steeds vaak, hij zit er nu ook" vertelde mevrouw Basilec die inmiddels achter de piano zat en begon te spelen. Ma die nu veilig op een stoel zat dacht: 'Marja, Nico, Annie... jullie moesten me hier is zien zitten...' In de hoek stond een opgezette herdershond die haar glazig aanstaarde en mevrouw Basilec speelde prachtig piano. Die twee raakten niet uitgepraat en uren later kwam ma terug vol van haar verhaal.
Een tijdje later ging ik met ma mee op bezoek bij mevrouw Basilec. Inmiddels had ik haar al gezien toen ze op bezoek was bij Willem Duijs als fenomeen dus ik vond het geweldig om mee te gaan. Ik was een jaar of dertien en heel nieuwsgierig.
Mevrouw Basilec had een Ouijabord opgesteld (ja, ik weet het, nooit doen!) en we mochten ieder een deel van een kruishout vasthouden en de punt kwam dan op een letter. Na een tijdje stil zitten vroeg mevrouw Basilec in het niets: "Is daar iemand?" en ja hoor het kruishout begon te bewegen. Mijn hart klopte in mijn keel... "j...o...p...i...e" Kennen jullie een Jopie? Ja die kenden we wel en het ging verder "v...l...e...e...s" Jaaa riepen we beiden uit: "Jopie Vleeschhouwer!" Dat was een vriendin van ma die was overleden. Later had ik spijt dat we bij Vlees al waren gestopt en ik kan me niet herinneren wat er voor boodschap kwam. We waren vol enthousiasme... "Jopie Vleeschhouwer had van zich laten horen.
We zagen mevrouw Basilec nog een paar keer bij Willem Duys en ze was lekker eigenwijs en vol verhalen. Ze bleek een oorspronkelijk een vluchtelinge uit Tsjechië. Als ze weer op tv was waren we in de zevende hemel.

Tot mijn verbazing kreeg ik een reactie op dit stukje. Nog een verhaal over mevrouw Basilec en ik mocht het plaatsen:

Hier het verhaal van Fina van der Weide over Mevrouw Basilec:

Eigenlijk wist ik niet zo goed hoe dit verhaal te beginnen. Want het ligt allemaal niet zo eenvoudig.
Maar het verhaal begon op een zaterdag. Mijn moeder en ik hadden zoals ik al eens vertelde geen echte band. Ze was vals en gemeen, ze loog en was echt geen lieve vrouw. Hard om dat zo neer te zetten, maar het was gewoon de waarheid. Als kind was ik vaak bang voor haar. Ze had de totale macht. Maar ik wist niet beter of het hoorde zo. Ik zag wel dat het bij mijn vriendjes thuis heel anders ging, maar ja overal was wel wat.
Als tiener ging ik meer en meer begrijpen, en kwam ik ook in opstand. Niet nadrukkelijk want dat durfde ik niet, meer een passief verzet. Maar er kwamen steeds meer uitbarstingen tussen ons. Die zaterdag was het weer raak. Echt iets heel stoms. Ik had een beker water gepakt zonder het te vragen. (dat moest dus, alles vragen. Zelfs of ik naar het toilet mocht, of naar mijn kamer etc)
Ze werd helemaal gek en ik weet nog dat ik mijn jas en tas pakte en buiten op mijn fiets sprong. Ik wilde maar een ding, weg.
Ik fietste een poos rond, en in ene was ik bij de Amstel.
Er stond daar ergens een bankje en ik ging daar zitten. Ik dacht over van alles. Ik was bijna 13 en zou een maand later naar de middelbare school gaan.
Een school die mijn moeder had gekozen natuurlijk, en geen van mijn vriendjes ging daarheen. Hij was in zuid.
Ik plande van alles, ik ging niet meer naar huis. Ik ging ook niet naar die rotschool, ach je weet hoe kinderen kunnen denken. In ene kwam een mevrouw aanlopen. Ze kwam vanaf de Amstelkade. En ze leek recht op mij af te komen. Ik wilde opstaan, en weggaan. Maar iets maakte dat ik op dat bankje bleef zitten.
De mevrouw kwam naast me zitten. Ze keek me aan, knikte en begon te praten.
Ze zei dingen die ik soms niet begreep. Want ze kende me niet toch?
Maar ze zei:  "je hebt het moeilijk, ik weet het. Ze hebben me verteld dat je hier was. Luister, zo gauw je kunt moet je haar loslaten. Ze is niet goed voor jou. Ik weet nu kan het niet, maar echt ga zo snel als het wel kan. Ze is het kwaad geloof me. Ik weet dat je het kunt, ik vertrouw je en ben trots op je". Ze keek me nog even aan en liep weer weg.
Ik was verbouwereerd. Kende zij mijn moeder? Wie had verteld dat ik daar zat?
Ik wilde haar achterna gaan, maar toen ik weer keek zag ik haar niet meer.
Ongeveer een jaar later. (ik was natuurlijk weer naar huis gegaan) keek ik tv. Willem Duys. En hij kondigde iemand aan. Ik kon mijn ogen niet geloven. Het was de vrouw die me aan had gesproken. Ik luisterde naar haar verhaal en wilde haar spreken. Nu ik haar naam kende zocht ik in het telefoonboek en vond haar daar.
Met het excuus dat ik voor school interviews moest doen (dat was ook zo) Belde ik haar op. Eerst zei ze dat ze niemand thuis ontving, ik moest haar maar via de telefoon interviewen.
Ik wist niet hoe ik haar moest vertellen dat ik het meisje was waar ze zo vreemd tegen had gesproken. Dus ik stelde wat maffe vragen. Over dat opgezette hondje waar ze in de uitzending over sprak. En ik dacht dit was een stom idee.
Net toen ik op wilde hangen, zei ze in ene: "Ohhh jij bent het. Kom maar ik ben thuis. Je weet mijn adres." Met knikkende knieën stond ik een uur later op de stoep. Eenmaal binnen zei ze dat ze me al verwacht had. Ze hadden verteld dat ik het was aan de telefoon. Ik vroeg nog wie haar dat verteld hadden. Ze wees om zich heen en zei, mijn vrienden en familie. Ik zag niemand.Ik mocht ergens gaan zitten en voor ik het wist zat ik over mijn moeder te praten. Ze herhaalde weer dat ik zo snel mogelijk met haar moest breken, want ze was slecht.
Ik weet nog dat ik me bekeken voelde. Alsof er tientallen mensen in die kamer waren. Maar hield het er maar op dat de glazen ogen van die hond me het gevoel gaven.
Toen ik wegging gaf ze me een soort steentje/glas? Het was blauw. Ze zei: "Luister dit is een stukje van de hemel, als ze naar doet houdt dit vast en denk aan de hemel. Dan gaat het beter, maar ga weg zo snel je kan."
Eenmaal buiten terug op de fiets voelde ik me wonderlijk getroost. Ik heb me wel altijd afgevraagd hoe ze dat allemaal wist. Ze was een bijzonder mens.

(Toevoeging van Fina) Het klinkt misschien raar maar als ik over kind Fina schrijf is het alsof ik over een ander schrijf. Het is een jas die ik heb afgeschud.


(Toen ik dit verhaal publiceerde stuurde iemand me deze foto van mevrouw Basilec en haar Jan.)


De twee zusters die samen wegvlogen...

Het is zestien jaar geleden. Ik probeerde mijn nicht Anja te bereiken om te vertellen dat mijn moeder was overleden. Een paar uur later belde ze mij: "Mar, mijn moeder gaat ook!" Ik was op straat en ben langs de kant gaan zitten. Dit was niet te bevatten. Een week daarvoor was ze nog bij mijn moeder in het ziekenhuis en zei: "Greet, ik geef je kracht hoor!"

Twee maanden daarvoor vierden we nog vrolijk mijn moeders tachtigste verjaardag. Haar iets jongere zus Annie was achtenzeventig. Ze leken gezond. Hun hele leven lang zeiden ze regelmatig: "Nou? we hebben weer wat het zellufde hoor, Annie en ik. Zo gaat het nou altijd!" Ze hadden dan los van elkaar een jurkje gekocht. Bleek het zelfde te zijn. Of een vest in de zelfde kleur. Of ze voelden zich allebei niet zo lekker of mijn nicht ging op vakantie naar het buitenland en ik ook. Er was altijd wel een reden om die gevleugelde woorden te roepen.

Zestien jaar geleden zijn ze overleden, ze gingen samen. De dertiende juni stierf mijn moeder en één dag erna, de veertiende haar zuster. Ze wisten het niet van elkaar. Ze zagen er nog op en top en zeer jong uit. Er leek geen vuiltje aan de lucht en iedereen dacht en zijzelf ook, dat ze nog jaren zo door zouden gaan.

Durf te wedden dat mijn moeder zei, nadat ze aan de andere kant was aangekomen en haar zuster daar tegen kwam: "Asjemenou, jij ook hier? Nou? We hebben ook altijd het zellufde!"

Een medium vertelde dat mijn moeder haar zuster ineens zag en verbijsterd vroeg: "Wat doe jij nou hier? Hoe kan dat nou?" Mijn tante antwoordde dat ze plotseling ook was overleden. "Oh, wat fijn, we gaan dansen!" riep mijn moeder uit en ze pakte mijn tante bij haar etherische armen maar mijn tante was er nog niet aan toe: "Nee Greet, daar ben ik nog niet aan toe, ik moet nog even bijkomen van de schrik." Ik zag het zo voor me, zo waren ze.

Laatst belde ik mijn nicht. Ze vertelde dat haar auto  was weggesleept en ja hoor de mijne ook... en van de week was ze naar de huidarts om een plekje te laten weghalen en ja hoor, dezelfde week... O, God, het zet zich voort!



Annie en Greet:


Mijn moeder, de koningin van de Pijp

Mijn moeder en mijn tante hadden torenhoog zwart haar. Het leek me altijd zo heerlijk om een moeder te hebben met losse krullen. Ik vond het maar een hoop gedoe. Ze kon niet naar buiten als er wind stond, ze was uren aan het borstelen, er ging een hoop lak in en ze was als de dood dat iemand aan haar haar zat. Ik opperde ooit eens het te knippen maar daar werd ze woedend om: "Iedereen vindt mijn haar prachtig, op straat word ik aangesproken om mijn haar en jij wil dat ik het knip en dat ik dan een doodgewone vrouw moet worden?"

Het was waar. Als ik met haar over straat liep kwam er altijd wel iemand naar haar toe om haar te complimenteren met haar haar. Het kwam ook voor dat mensen naar heur haar staarden en dat mijn moeder op ze af liep: "U kijkt naar mijn haar, mevrouw, ik zie het wel. U vindt mijn haar mooi en u ziet wat een uitstraling ik heb." Tja, dan moest men wel knikken want mijn moeder had een stevige strenge autoritaire uitstraling die zich uitte in de manier waarop haar wenkbrauwen stonden. Ik kon er met verbijstering naar kijken terwijl ik haar toch al mijn leven lang kende. Hoe kan iemand zulke wenkbrauwen hebben en zo overtuigt zijn van zichzelf? Mijn moeder had het gevoel dat ze eigenlijk een koningin was en dat zei ze ook regelmatig: "Ik ben een koningin!" Waar kwam dat vandaan? Ze woonde in de Pijp in Amsterdam toen nog een arbeidersbuurt en kwam uit een arm gezin.

Mijn pianolerares, wel bekend van de tv is een bijzonder mensch en heur haar was en is nog altijd heel bijzonder, hoewel het niet meer zo lukt als vroeger. Ze had als het ware vleugels gemaakt van heur haar. Haar wenkbrauwen tekende ze in een royale boog ver naar haar oren toe en zelfs als je haar nog niet had horen praten moesten mensen naar haar kijken. Ook zij had het idee dat ze de reïncarnatie was van iemand van hoge en zeer wijze komaf en ik kan het me van harte voorstellen. Ze vertelde dat ze niet anders kon dan heur haar en haar wenkbrauwen zo te dragen... het hoorde bij haar.

Zelf voel ik me meer thuis met warrig haar en dat komt natuurlijk ook omdat mijn moeder me ook zo'n toren wilde aanmeten en ik als ik de hoek om was meteen de elastiek eruit trok. Ik wilde niet... en was anders en dat voel ik tot in mijn botten. Jurkjes en dotten horen niet bij mij... waar komt dat vandaan?

Ik vermoed dat mijn moeder inderdaad iets hoogs was in een vorig leven en gewend aan personeel. "Niek, de schaar!" wees ze met haar vinger en dan rende mijn vader naar de schaar. Geen haar op haar hoofd die er aan dacht te vragen: "zou je alsjeblieft de schaar even willen geven?" Geen haar op het hoofd van mijn vader die het zou weigeren en niet meteen op te springen. Waar komt dat vandaan? Therapeuten weten er wel weg mee... maar reïncarnatietherapeuten lusten er wel pap van.

De tekening is ooit gemaakt door iemand van een tekenacademie waar mijn moeder een keer voor poseerde. Ik vond hem na haar dood boven op de kast.




Koninginne of bruine bonensoep?

Als ik langs het oude filmmuseum in het Vondelpark in Amsterdam fiets, weet dat het nu anders heet maar voor mij blijft het 't filmmuseum, denk ik aan het verhaal dat mijn moeder vertelde over haar familie. Ze had rijke familie voor de oorlog en arme familie. Zij behoorden tot de arme en werden uitgenodigd op de trouwerij van de rijke familie die daar plaatsvond. Dat was me wat. Het bruidspaar kwam aanrijden met een koets met paarden. Ze kregen een diner van hier tot gunder en mijn oma fluisterde mijn moeder in: "Als ze vragen wat voor soep je wil dan zeg je koninginnesoep, dat hoort hier." Ach ja mijn oma uit de Jordaan: als er bezoek kwam kneep ze haar mond ineens deftig bij elkaar en zei: "Dag mefroi" en dan dronk ze haar koffie met haar pink omhoog.

Terug naar het diner:

Bij alle borden stond een keurig naambordje zodat iedereen zijn/haar plaats wist en bij de kinderen stond een pop. Gek genoeg stonden die er niet bij het bordje van mijn moeder en haar zusje Annie. Mijn opa werd woedend en voelde zich gediscrimineerd. Hij was het zwarte schaap van de familie omdat hij met lompen op het Waterlooplein stond. Hij pakte twee poppen van de andere kant van de tafel en zette die bij zijn dochters. "Zo, mijn dochters hebben ook recht op een pop."

De ober kwam en vroeg wat voor soep mijn moeder wilde en ja ze was toen al eigenwijs. Ze vroeg tot grote schaamte van mijn oma een bordje bruine bonensoep, dat was armeluisoep. De ober vond het zo bijzonder dat een kind bruine bonensoep vroeg dat hij mijn moeder op de schouders nam en door de hele tent droeg. Mijn moeder vertelde dit verhaal altijd met trots. "Op mijn vierde liet ik mij al niet vertellen wat ik moest doen en besliste ik zelf." Ze vond zichzelf heel bijzonder en dat was ze ook.

"Ach" vervolgde mijn moeder dan triest: "rijk of arm. ze hebben het allemaal niet overleefd".




Met pa en ma in Frankrijk

In 2002 nam ik mijn ouders voor het eerst mee naar ons huis in de Bourgogne dat we een jaar daarvoor hadden gekocht. Ik was vanaf mijn jeugd niet meer met mijn ouders op vakantie geweest en vond het erg spannend. Ma heeft tassen vol etenswaren meegenomen voor het geval er in Frankrijk niets te krijgen is. Toen we later de Auchan binnenkwamen stond ma met open mond te kijken: "Oh, wat mooi! wat een geweldige zaak!" Ze wilde er elke dag naar toe. Veel leuker dan die schattige marktjes met terrasjes: "Dat zijn toch geen markten, nee dan de Albert Cuijp!" Ze wilde elke dag lunchen bij de Auchan. "Oh, wat heerlijk allemaal!"

De eerste drie dagen zijn redelijk rustig. Ze zijn helemaal weg van het huis en van de omgeving. Ze vinden alles prachtig. We rijden 's ochtends naar mooie plaatsen en 's middags lezen we in de tuin. Ieder op zijn eigen plek. Pa, in de ligstoel, kijkt urenlang naar de gigantische oude eiken en het weiland voor de tuin. Ma ligt in de zon met een boek (de kracht van het Nu van Eckhart Tolle) en ik zit in de schaduw. De tuin is groot genoeg en we zitten ver van elkaar. Heerlijk rustig. Af en toe scharrelt een eekhoorn rond.

's Avonds luisteren we naar muziek. Ma zegt: "Ik heb nog nooit zulke mooie muziek gehoord en zo luid." Thuis mag het geluid alleen heel zachtjes 'voor de buren'. Hier wonen de buren dertig meter verderop. De eerste avond zitten we nog voor de open haard, het vuur brand in één keer en de hele avond door, zonder hapering. Ma zegt: "Dat komt door mijn uitstraling, met mij erbij gaat alles beter...."
's Ochtends om zeven uur schrik ik wakker omdat mijn moeder mijn kamer binnenstormt: "Wat gaan we doen vandaag?" roept ze hard. Ik antwoord dat ik nog even bij moet komen en dat ik er zo aankom. Ik heb haar 's avonds gewezen hoe ze de koffie kan zetten en alles al klaar gezet zodat ze alleen op het knopje hoeft te drukken. Terwijl ik me aankleed, slapen lukt toch niet meer, zie ik door de luxaflex mijn moeder in de kamer staan met een grote kop thee. Ze staat er verloren en onzeker bij. Als ik de kamer binnenkom, blijkt dat ze sangria in haar kop heeft. "Ma, u drinkt sangria en het is zeven uur in de ochtend!" "Er zit geen alcohol in!" antwoordt ze. Ik ben geschokt. 

Ma vertelt altijd dat ze uren lopen. "Oh, we hebben uren gelopen! En dat op onze leeftijd"
Het blijkt dat ze haast geen stap kan verzetten. Veel te kortademig. De enige keer is het hyperventilatie en de andere keer gewoon kortademigheid.
Na letterlijk drie stappen, moet ze al stil staan en doet ze net of ze iets heel erg bewonderd:  “Kijk eens wat een mooie boom!” wijst ze naar een willekeurige boom.
Pa vertelt, als ik 'm even alleen spreek, dat ze niet ver lopen. Ze nemen de tram, naar plein 40-45 en dan lopen ze nog een stukje. Ma staat dan om de paar stappen een tijd stil. Ik heb haar op het hart gedrukt naar een dokter te gaan maar ik moet het nog zien: "ik overwin alles zelf!"

We drinken koffie in Vézelay op een prachtig plekje, we krijgen nogal grote bakken, ze kan maar de helft op. Ik ook. "Niek, drink jij de rest op, anders wordt de ober boos". Zo gaat het ook als we later in een restaurant dineren. Een deel van het eten blijft liggen en pa moet het opeten. Dat doet hij ook ondanks mijn gemor: "Pa, dat hoeft niet hoor en ma die ober wordt niet boos... hem maakt het helemaal niets uit!" "Hoeveel fooi geef je?" "Tien procent" "Dat is te weinig, je moet vijf euro geven!" "Ma, dat is veel te veel..." "Doe nou maar, die mensen moeten er van leven." Ik doe het. Ze hebben een klein pensioentje maar de fooien zijn altijd zeer groot. Ma voelt met de obers mee. Dat zit in de familie. Mijn oma en mijn tante deden het ook. Hoe weinig ze ook zelf te spenderen hadden.

Ma kan geen keuze maken en het duurt een hele hoop vragen en onzekerheden voor ze kiest.  "Wel een croissantje, niet een croissantje... of misschien twee... wat doe jij? Wat zal ik doen? Is het niet teveel... te weinig?"
Pa houdt zich afzijdig en mompelt wat. "Ja, één is goed, ja twee ook, nou ja, dan 
één." Hij ziet er helemaal verschrompeld uit en laat alles over zich heen komen. Hij loopt krom. Als ik vraag: "wat wilt u"? zegt ie: "doe maar wat je moeder neemt".
Uiteindelijk maak ik de keuze voor ze. Ma gaat op weg nooit naar de wc. Ze is heel trots op haar doorzettingsvermogen. Al moet ze nog zo nodig, haar wilskracht zorgt ervoor dat ze het uithoudt en dat zeven uur lang op reis. "Gek hè, thuis moet ik dan ineens wel" Als ze eens toch onderweg gaat, moet ik voor de deur wachten. De deur mag niet op slot en zelfs niet dicht.

De buren in Frankrijk nodigen ons uit voor een aperitief: "Komen jullie bij ons straks?" 
We spreken af om zeven uur na het diner. We denken 'een borreltje' en mijn ouders eten altijd vroeg. Misverstand. De tafel in de tuin is prachtig gedekt voor tien personen met allerlei drank en de barbecue staat te roken. Een heel diner. Aperitief is in Frankrijk iets anders dan bij ons kennelijk. We hebben thuis flink pasta gegeten maar ma durft niet te weigeren. Ik leg de situatie uit en iedereen zegt tegen mijn moeder, dat ze niet hoeft te eten. Ma eet toch mee, want "die mensen hebben niet voor niets gekookt" al kan ze het bijna niet aan. Het zijn schatten. Pierre en Patricia. Twee Parijzenaars, die net gepensioneerd zijn en nu permanent in de Bourgogne wonen. Ze spreken alleen Frans, dus alles moet vertaald worden. In het begin is ma rustig. Ik zie haar broeden, ze kan haar ei niet kwijt. De andere buren komen ook de tuin in gelopen. Grootmoeder, Jean Marie, Roza en de kinderen. Een hoop gekus. iedereen kust elkaar vier keer. Ik raak altijd de tel kwijt.

Dan begint het: ma steekt haar vinger op en zegt: "Mar vertaal: Ik heb de kerk gered!!!!" Ze heeft er ooit daadwerkelijk voor gezorgd dat de Kolenkit in de Bos en Lommer mocht blijven. "Ik weet wie Sartre is...  vertel het ze… Ik ken Socrates... Socrates...  van die gifbeker. Ik zou ook eerder gif drinken dan mijn principes laten varen. Mijn vader was Joods... in Sobibor vergast. Ik heb ook Franse voorouders, mijn moeder heette Ledou en ik heb zo'n uitstraling…" Het komt er staccato en in één lange stroom woorden uit. Ik probeer het bij te houden in de vertaling wat gepaard gaat met stotteren en hiaten in de tekst. Geloof niet dat ze het begrijpen. Patricia blijkt ook een Joodse vader te hebben gehad. Die is teruggekomen uit Mauthausen. Ma wijst fanatiek op zichzelf : "Mijn vader Sobibor en die kwam niet meer terug...." Dertig familieleden vergast!" De vader van Patricia had een gebroken arm, die kan daar niet tegenop. Ma grijpt de arm van de grootmoeder van de buren en zegt: "Mar.. vraag of ze me gezellig vindt.... gezellig ben ik hè...." Ik draai de vraag om naar iets wat op: "Vindt u het gezellig?" lijkt in het Frans. De overleden man van grootmoeder blijkt Ledou's als familie te hebben. We zijn nog verre familie ook.


Dan kom ik op het idee, dat we misschien kunnen gaan zingen. Liedjes die mijn ouders mee kunnen neuriën. Iedereen zingt mee en Pierre pakt zijn gitaar. Heerlijk. Charles Aznavour en Edith Piaf. Pierre kan prachtig ritmisch gedichten opzeggen, terwijl hij gitaar speelt. De koude rillingen lopen over mijn rug.
Patricia en mijn moeder spelen stier en stierenvechter met een rode sjaal. Ze wisselen cadeautjes uit. Een Eiffeltorentje voor ma en ma geeft haar sjaal terug. Niemand zal haar iets geven, zonder iets terug te krijgen.
Ze pakt pa bij de hand en zwaait hem in de lucht. “Vijftig jaar getrouwd en nog verliefd!” Pa kijkt beschaamd naar de grond terwijl ma trots met zijn arm zwaait. Hij mompelt iets en perst er een glimlachje uit.

Wanneer we thuisgekomen zijn, wil ik naar bed, ben doodop. Ma zegt met autoriteit: "ga zitten, ik wil nog even napraten" en wijst op de stoel voor haar. Ik ga zitten. Gehoorzaam luister ik. Ze vertelt over hoe de buren onder de indruk waren van haar. Ze vraagt: "Zeiden ze niet, wat een leuke moeder heb je?" "Nee", zeg ik eerlijk. "Jawel!" zegt ze. "Nee hoor, eerlijk niet, u kunt het toch merken, ze deden heel warm tegen u, is dat niet voldoende?" "Ja, daar heb je wel gelijk in."
Ze heeft toch een triomf. Pierre zei, toen Ma vertelde dat ze drieënzeventig is, dat ze leeftijdsloos is. Ma zegt: "Nou, hij zei dat ik zo'n levenloos gezicht heb" Ik lig dubbel, en als ik herhaal wat ze zei, liggen we met zijn drieën dubbel. Nog nahikkend van het lachen gaan we slapen.

We maken een tocht naar Auxerre. Een schitterend middeleeuws stadje. We genieten van het uitzicht en de huizen en de kathedraal. Op de terugweg eten we taartjes en drinken we koffie op een mooi plein. Ik ben gelukkig en ik voel liefde stromen.. "Pa, Ma het is heerlijk dat jullie er zijn en we doen het volgend jaar weer... " We glunderen allemaal. Ja... volgend jaar weer.

De zon schijnt fel. We zitten buiten voor het huis, onder de gele parasol. Ma vertelt over haar werkleven. Voor de vierde keer deze week. Hoe ze ervoor heeft gezorgd dat ze op het naaiatelier koffie kregen. Ze heeft ervoor gevochten.
Hoe ze voor iedereen opkwam... stank voor dank..... de enige die wat durfde te zeggen.... over hoe ze op twaalfjarige leeftijd al begon. "Van 's ochtends vroeg tot 12 uur 's nachts en we mochten niet zitten."

Ik bedenk me hoe gelukkig ik ben in deze tijd. Ik vraag wanneer ze met werken stopte en hoe heerlijk dat voor haar moet zijn geweest. Ze was zesentwintig jaar toen ze thuis bleef. Ja, maar ze heeft ook nog twee weken op kinderen gepast en nog eens twee weken in een koffiehuis gestaan. Zoals ze vertelt heeft ze meer en harder en langer gewerkt dan pa en ik bij elkaar. Pa knikt vriendelijk en zegt af en toe quasi verrast: "O, ja goh???" Als ik dit verhaal deze week al vier keer hoor en in totaal misschien tweeduizend keer heb gehoord, reken maar uit hoeveel keer het aan hem is verteld.


Ma praat door, een lange stroom woorden zonder onderbreking. Ik bedenk me, dat ik op dit moment op kan staan en iets anders kan gaan doen. Dat ik zo kan zeggen, dat ik het nu al zoveel keer heb gehoord, maar ik kan het niet. Ik heb geen kracht. Ik voel me als een spin in haar web en ik realiseer me dat het met pa ook zo moet zijn. Ik blijf nog een tijd zitten en kijk als een toeschouwer naar de situatie.
Dan verzamel ik al mijn moed bij elkaar en zeg dat ik wat in de tuin ga werken.
In de tuin hoor ik nog steeds de stem van ma... en pa die af en toe wat mompelt. "O ja? Goh" Als ik ga kijken, blijkt dat ze stil zitten te lezen en toch blijf ik het horen. Ook als ik later stofzuig, gaan de stemmen door, ze lezen nog steeds, wonderlijk.

Ma leest "Het boek der geheimen" van Osho. Ze vindt het prachtig. Hij schrijft over hoe je als je sterk bent energie verspreidt en dat je dat naar anderen uitstraalt. "Dat doe ik ook" zegt ze, "Ik straal ook energie naar anderen uit. Soms teveel en dat is niet goed voor me maar ik kan niet anders. Zo ben ik!" en voor ik het weet hebben we een prachtig gesprek over het leven. Daar is mijn moeder weer zoals ik haar ook zo vaak heb gesproken van hart tot hart en van ziel tot ziel. Ze vertelt over haar ideeën, dat we ooit allemaal zullen ervaren dat we één zijn. Dat vergeven ons vrij maakt en dat ze de Duitsers vergeeft die haar familie hebben vergast. Dat we blij kunnen zijn met de kleine dingen in het leven zoals genieten van de zon en van het eten dat we hebben en dat we van onszelf moeten houden. Dat we niets als vanzelfsprekend moeten aannemen. Eigenwaarde maakt dat we het leven aan kunnen en dat we sterk in onze schoenen staan, wat er ook gebeurt. Dat we altijd de keuze hebben tussen eerlijk en oneerlijk en dat eerlijkheid altijd wint. Dat we dichtbij onszelf moeten blijven en niet het leven van anderen moeten leven. We zijn allemaal uniek. Ze zegt wijze woorden en luistert naar de mijne en denkt er over na. Ja, dat is mijn moeder en ik hou van haar. Dat ik zo'n wijze moeder heb.


Dit keer is het aperitief bij ons. Ma nodigde ze allemaal uit. Daar komt de hele meute aan. Met z'n tienen, kinderen en grootmoeder, Jean Marie en Roza en Pierre en Patricia. We hebben drank en chips en lekkere hapjes. Het is weer heel gezellig. Ze blijven de hele avond. Ma raakt al meteen op dreef en gaat staan. "Sartre... kerk... Socrates... Joods.... Mensen helpen... Ik heb uitstraling... ben de enige in onze familie met principes... ik ik ik... Af en toe draai ik met de vertaling... Als Pierre zegt dat mijn moeder mijn vader jong houdt, weiger ik de vertaling. Pa zit er geslagen bij.
Weer trekt ze zijn arm omhoog: vijftig jaar en nog verliefd! Af en toe kijk ik pa aan: we knikken even naar elkaar. Ik pak hem af en toe bij zijn schouder om contact te houden.
De buren kijken verwonderd en geamuseerd naar ma, die van alles roept, terwijl ze staat en met haar armen zwaait.
Ik zit glimlachend te vertalen in verfomfaaid Frans... Pierre gaat overal serieus op in. Hij is heel lief en gevoelig en heeft zachte pretoogjes. Een man om van te houden. Dat doet iedereen, we kunnen niet anders.

Op een rustig moment, zeg ik tegen Pierre hoe het jammer het is dat we door de taalbarrière niet dieper kunnen praten. Daardoor wordt het gesprek toch dieper, het lukt! We komen bij God terecht, waar we allebei een passie voor blijken te hebben. Dan fluistert ma in mijn oor: "Mar, hij is Jehova Getuige." Ze is scherp die moeder van me. Ik schrik en geloof het niet, ren naar binnen voor een woordenboek. Jawel... hij is Jehova's getuige. Ik kijk naar zijn borrel, denk aan de verjaardag die hij uitbundig vierde… en ik kijk naar Patricia, die haar zoveelste sigaret opsteekt, allemaal verboden zaken. Hij ziet me kijken. "Ik ben niet fanatiek". Ik merk dat ik het moet verwerken. Gek dat ik er zo van schrik. Mijn hart klopt snel.

Denk aan de angsten van Jehova's. Alle anderen zijn verdoemd. Met hard werken en langs de deuren gaan, overleven alleen zij straks de vernietiging van de wereld.
Mijn moeders gedachten gaan ook razendsnel. Ze heeft aardig wat Jehova's getuigen gekend. Ze vertelt, dat ze een vriendin, die Jehova's getuige was en stierf aan kanker, heeft geholpen. Pierre knikt dankbaar. Later hoor ik dat Patricia geen Jehova’s Getuige meer is. Ik schrik weer. Wat moeilijk moet dat zijn. Ze houden zoveel van elkaar. Dat zie je... door liefdevolle blikken, ze lopen altijd hand in hand. Noemen elkaar engel en chou chou en ma petite bebete. Hij gelooft dat ze 'verdoemd' is net als zijn kinderen die de sekte hebben verlaten. Hij zal alleen verder moeten in de nieuwe wereld! Wat een drama.
We spreken af in augustus verder te praten. Zij gaan de volgende dag naar Parijs, voor een medisch onderzoek. Patricia is erg ziek.

Iedereen vertrekt naar huis en we nemen innig afscheid. Zelfs pa krijgt van Pierre vier hartelijke zoenen. Pa's gezicht verwringt tot een grimas van afkeer. Ik vertel Pierre dat hij de eerste man is, die mijn vader kust. We lachen, pa ook.

Pa en ik gaan naar het dorp boodschappen doen. In de auto zit hij rechtop. We drinken koffie op het terras. Ik kijk hem aan. Hij is ineens twintig jaar jonger. Zijn ogen twinkelen en hij praat. We praten over zijn leven. Hoe erg hij het vindt, als ze zijn hand omhoog steekt over hun verliefdheid na vijftig jaar. Er is geen liefde meer. Alleen af en toe medelijden. Ik vraag of hij ook medelijden met zichzelf heeft. "Nee", zegt hij. "Ik leef in mijn eigen wereld. Ik ben hard voor mezelf." In een volgend leven doet hij het anders. Muziek houdt hem op de been, daar geniet hij van. Hij heeft een walkman, dan kan hij zich afsluiten.
 "Het enige goede uit dit huwelijk, ben jij." Toen ze elkaar pas kenden, was ze een leuke meid, met veel interesses. Zo geleidelijk aan is ze geworden tot wie ze nu is.
Ik zit met tranen in mijn ogen, over zoveel verdriet en machteloosheid. Zijn onmacht om eruit te stappen. Als hij nu jong was, was hij weggegaan. Nu zit hij het uit. Hij is dolgelukkig dat we nu in Frankrijk samen zijn. Hij geniet met volle teugen van het huis en van de tuin en de ritjes. Ook de buren vindt hij sympathiek. Hoe is het mogelijk? Dezelfde man als de man die krom en geslagen voor zich uit zat te staren, lijkbleek met oude trekken, zit daar lachend, stralend jong te zijn. Ik zag het al twee keer eerder en het raakt me weer even diep. Ik zeg dat ik van hem hou en dat ik heel erg blij ben met deze gesprekken. Hij is ook blij en we lopen gearmd naar de auto.

Het is de laatste dag en we maken het huis schoon. Ma lapt de tafel: "kijk eens, ik heb de tafel schoongemaakt, goed hè, schoon hè" "Nou, fijn ma, heel schoon" Dan de raampost. Ik moet weer komen kijken en er het nodige van zeggen. Zo gaat ze door tot ik zeg dat ik toch echt mijn hersens er bij moet houden, omdat ik niets wil vergeten. Dat respecteert ze, er moet niets vergeten worden.

De volgende morgen vroeg in de auto... pilletje voor het rijden, voor de hyper, voor de hooikoorts. "Niek, Mar, een pepermuntje!" In de auto is het  stil... af en toe zegt ma... "Wat hebben we genoten... wat een week... dit vergeten we nooit meer". "Ja" zeg ik met heel mijn hart: "volgend jaar weer!"


Thuis in Amsterdam stort ik me doodop op de bank. Ik heb een jaar om bij te komen.