Sinds mijn moeders dood bracht mijn vader de was altijd bij
de wasserette. Er werkte een lieve vrouw. Zij was altijd even vriendelijk voor mijn
vader alleen kon hij haar moeilijk verstaan want haar Nederlands was beperkt.
Dat vond hij jammer en hij sprak altijd vriendelijk minzaam met haar. Voor hij
naar binnen ging snoot hij buiten altijd eerst even zijn neus omdat zij hem
altijd hartelijk verwelkomde met een zoen. Ik vermoed
dat hij vaker naar de wasserette ging dan nodig, want hij bracht maar een heel klein
wasje.
Af en toe ging ik met hem mee. Op een dag sprak ze me aan in
vloeiend Frans. Wat bleek: ze kwam uit Armenië
en had jaren in Parijs gewoond. Nu was ik degene die hakkelde en naar woorden
zocht terwijl er uit haar mond Frans vloeide. Mijn vader keek verbijsterd toe.
De vrouw straalde nu zekerheid uit en was ik het die naar woorden zocht. Dat was
hij niet gewend. Toen we weer buiten liepen zei hij: ”Verhip, ze kan toch goed praten!”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten