vrijdag 11 juli 2014

De zoen

Sinds mijn moeders dood bracht mijn vader de was altijd bij de wasserette. Er werkte een lieve vrouw. Zij was altijd even vriendelijk voor mijn vader alleen kon hij haar moeilijk verstaan want haar Nederlands was beperkt. Dat vond hij jammer en hij sprak altijd vriendelijk minzaam met haar. Voor hij naar binnen ging snoot hij buiten altijd eerst even zijn neus omdat zij hem altijd hartelijk verwelkomde met een zoen. Ik vermoed dat hij vaker naar de wasserette ging dan nodig, want hij bracht maar een heel klein wasje.

Af en toe ging ik met hem mee. Op een dag sprak ze me aan in vloeiend Frans. Wat bleek:  ze kwam uit Armenië en had jaren in Parijs gewoond. Nu was ik degene die hakkelde en naar woorden zocht terwijl er uit haar mond Frans vloeide. Mijn vader keek verbijsterd toe. De vrouw straalde nu zekerheid uit en was ik het die naar woorden zocht. Dat was hij niet gewend. Toen we weer buiten liepen zei hij: ”Verhip, ze kan toch goed praten!”






Geen opmerkingen: