maandag 15 augustus 2016

Mijnheer, u deugt niet!

Mijn moeder had het er maar moeilijk mee dat ik op vrouwen viel en het gaf enorme ruzies. Op een dag ging ik uit in café Populair op het Rembrandtplein. Mijn toenmalige geliefde en ik deinden en zongen daar gezellig Amsterdamse liedjes mee en we ontmoetten een mooie mijnheer met zwarte krullen en prachtige tanden. Hij zag er netjes uit en we hadden plezier en ik dacht: "Weet je wat, ik neem 'm mee naar mijn ouders, mijn moeder vindt 't vast leuk als ik es met een man aan kom."
We kwamen binnen en voor we ook maar een woord hadden gezegd keek mijn moeder 'm met kracht aan en zei: "Mijnheer, u deugt niet en ik wil dat u nu mijn huis verlaat." Nu had mijn moeder wel vaker onverwachte en directe uithalen maar deze had ik niet verwacht omdat ze meestal heel hartelijk was naar vreemden. Ik schaamde me voor haar, de man en ik vlogen de deur uit en ik bood mijn excuses aan voor de woorden van mijn moeder. We dronken er nog een borrel op.
We maakten plannen om met z'n drieën met zijn auto naar Frankrijk te gaan op vakantie. Mijn vriendin ging een ritje met 'm maken en toen ze ergens diep in de nacht thuis kwam zei ze doodsbleek en verbijsterd: "Hij is opgepakt... we zijn door de politie gestopt. Hij blijkt vrouwen te ontvoeren naar Zuid Europa en te verhandelen." Tja, het kwam die week nog in de krant. Mijn moeder kon door mensen heen kijken.

donderdag 4 augustus 2016

"Mijn vader komt hier vandaag wonen!"

Vandaag zou mijn vader achtennegentig zijn geworden als hij niet drie jaar geleden zijn lichaam had verlaten. Hij zou nog dover, blinder en hulpbehoevender zijn geweest, dus ik ben blij dat hij er tussen uit is gepiept. Toen hij zo'n drieënnegentig was kreeg hij een urineweginfectie. Hij lag een flinke periode in de Vu en moest toen nog een tijdje revalideren in een zorgcentrum in de buurt. Op een dag zei de dokter: "Mijnheer Ruijterman, u kunt niet meer naar huis, dat is niet verstandig om alleen te wonen. Wij hebben hier boven een ruimte voor u vrij. U kunt hier komen wonen." Dat was natuurlijk even slikken maar voor mij als enige dochter/kind was het een opluchting. Hij zou alle verzorging krijgen en het was een kwartier fietsen van mijn huis dus ik kon makkelijk heen en weer wippen. Het was een kleine kamer hoog in het gebouw maar dat gaf niet omdat mijn vader toch niet mobiel was en de andere kant van de kamer niet meer kon zien. Als hij maar zijn gigantische televisie voor zijn neus had en de cd-speler binnen bereik om nog wat van de wereld te zien en te horen. Wij richtten de kamer zo prettig mogelijk in met foto's van familie en een bekend kastje en zijn comfortabele draaistoel bij de tv. De rest van de meubels uit zijn huis gaven we weg en het opruimen van het huis was een ander verhaal dat ook nog ergens te lezen is.

De eerste dag toen hij in zijn kamer zat, zat hij in zijn stoel te zitten en er kwam niemand. Nou ja, ik was er maar van de afdeling was er niemand om hem te ontvangen. Er liepen verzorgsters voor de deur snel heen en weer maar dat was het. Op een gegeven moment had ik er genoeg van en rukte een verzorgster aan de arm naar binnen en zei: "Mag ik u voorstellen aan mijn vader Nico Ruijterman. Hij komt hier vanaf vandaag wonen!" De vrouw keek me wat bevreemd aan en zo langzamerhand zag ik wat dagen en ja hoor: "Oh, mijnheer Ruijterman, van harte welkom." Het was een schat van een mens en mijn vader en zij kregen een band met elkaar. Het beleid van het zorgcentrum was niet ingericht op gezelligheid en warmte maar efficiënt genoeg en de verzorgster, mijn geliefde, twee vriendinnen en ik zorgden voor de liefde. De toilet moest hij delen met een dame die vergat de deur aan zijn kant te sluiten wat geregeld voor gegrom en schrikreacties zorgden bij beiden. Het was niet anders.

Toen mijn vader een aantal maanden was geïnstalleerd en elke dag mokkend weer moest gaan eten in de eetzaal tussen mensen die niet meer aanspreekbaar waren, werden we bij de arts geroepen. "Het spijt me maar uw vader moet hier weg... hij heeft een te lage indicatie. U moet de kamer vrij maken." Ik was verbijsterd... iemand van vierennegentig die net begint te wennen moet alweer iets anders gaan zoeken?

We hadden al zijn spullen weggedaan. Wat nu? Gelukkig had ik een goede band met de maatschappelijk werkster van het huis en ik vroeg haar om raad. Ze vertelde dat ze net had gehoord dat in een huis dichtbij een ruimte vrij was gekomen. Ik spoedde er naar toe. Het was nog dichter bij mijn eigen huis en vlak bij het Vondelpark en toen ik binnenkwam kreeg ik een brok in mijn keel: 't was er gezellig en een warme sfeer. Ik dacht meteen: "Hier heeft mijn moeder de hand in..." Ik herken het keelgevoel dat ze op die momenten met zich meebrengt. Dat is een speciaal ontroerd gevoel dat ik sinds mijn moeders dood af en toe voel opkomen op bijzondere momenten en dan weet ik dat ze er is.

Mijn vader kreeg een prachtige kamer met erker en eigen toilet en douche. We kochten op marktplaats meubels zodat hij weer een gezellige kamer had. Deze kamer was veel groter dan in het andere huis. Er waren vrijwilligsters die met mijn vader kwamen praten en: hij werd verwelkomd met een grote bos tulpen door het huis zelf. Mijn vader nam alles gelaten en glunderde bij de aandacht. 
De vrouwen die het allemaal regelden van het Emmahof waren lief en oprecht geïnteresseerd, maakten het ons zo makkelijk mogelijk en dachten lekker met ons mee. Er was een echte kok met echt eten. Pa zat tussen mensen aan tafel die ook aanspreekbaar waren en mijn vader hielpen met het aangeven van het eten als hij niet meer zag wat hij deed. Kortom hij heeft nog een flink jaar bij mij om de hoek gewoond tot alle tevredenheid en tot hij een gat in de muur zag verschijnen waar het Licht door heen kwam maar dat is weer een ander verhaal...


dinsdag 2 augustus 2016

Waar is het centrum van de wereld?

Als we ergens geboren zijn en ons totaal identificeren met ons leven en ons leed en onze ervaringen dan lijkt het alsof dat het centrum is van de wereld. Ik als Amsterdamse heb Amsterdam en de Pijp en de geschiedenis van mijn moeder, die haar vader en zijn familie in de gaskamers verloor, als uitgangspunt genomen en ben uit die hoek gaan leven of me juist gaan verzetten.
Later kwam ik er achter dat er meer uitgangspunten zijn toen ik in Israël in een kibboets werkte en een tijdje in een jeugdherberg in Londen. De wereld was niet meer zo zwart/wit als ik dacht. Mijn idee was, ook door vrienden ingegeven, dat ik in Israël zou worden ingehaald door lieve Jiddische mama's die me omhelsden bij aankomst: "Marja, wat geweldig dat je er bent!" Het liep anders. Was op de bonnefooi gegaan en liep een kibboetsbureautje binnen en voor ik het wist zat ik achter in een truck met twee militairen op weg naar de Golanhoogte om daar om vier uur 's nachts gewekt te worden door geweren tegen het raam om amandelen van bomen te slaan. Ik had me totaal niet verdiept in de geschiedenis en wist niet beter of Israël was het land van melk en honing en was aan de Joden teruggegeven na jaren van leed.
Dat de Golanhoogte bezet gebied was had ik niet door. Ik sprak een Palestijnse jongen die vertelde dat hij zijn diploma had gehaald van de middelbare school maar het diploma maar niet opgestuurd kreeg. Toen ik dat vertelde in de kibboets waren ze razend dat ik met die jongen had gepraat. Je praat niet met de vijand. Nu was ik zelf in die tijd nogal radicaal feministisch dus ik had voortdurend ruzie met iedereen en stak niet onder stoelen of banken dat ik lesbisch was, waarna ik aanbiedingen van mannen kreeg om me te genezen. Ik had heimwee en huilde nachtenlang terwijl ik op een kleine cassetterecorder luisterde naar: 'Time in a Bottle' van Jim Groce en schreef stoere brieven hoe geweldig het was naar vrienden en familie in Amsterdam.
Ik werd grootgebracht met het idee dat Joden altijd de goeie zijn en Duitsers slecht, hoewel een Duitser mijn moeder had gered toen ze met een aantal kinderen was gepakt. Hij liet haar in een onbewaakt moment gaan met de woorden: "Snel, rennen, ik heb ook kinderen!" Toen mijn moeder een documentaire zag dat Israëlische soldaten heel rustig op wat rotsen de botten braken van jonge Palestijnen was ze totaal overstuur en ik ook. Zo kunnen Joden toch niet zijn? Dat waren de nazi's die dat soort praktijken deden. Ik hoorde meer over wat de Palestijnen door Israël werd aangedaan en liep mee in een demonstratie. Tot er een vlag opging met; "Dood aan de Joden.." ter plekke werden mijn knieën zo slap dat ik niet meer verder kon en wilde lopen. Dat was niet de bedoeling! Het is allemaal ingewikkelder dan ik dacht.
Ik had een baantje bij een uitgeverij waar ik typiste was. Ik ging nogal laat uit en 's ochtends was ik nog niet goed wakker en terwijl ik een brief zat te typen voelde ik dat er iets niet klopte. Ik las wat ik schreef en het was een Niet-Joodverklaring. Ze werkten niet samen met Israël en ze hadden geen Joden in de organisatie. Ik schrok en ging verhaal halen bij de directeur die zei: "Ja, maar anders hebben we geen business dus we moeten wel." Wist dat ze ook banden hadden met Israel en ik ben ter plekke opgestapt.
Een tijdje later stond ik voor het COC en ik zag een witte auto van de uitgeverij staan en haalde boven een dikke stift en schreef: "Hier schrijft men Niet-Joodverklaringen!" Een man die naast me stond vroeg wat ik deed en ik vertelde het hem. Hij bleek uit Israël te komen en schreeuwde: "We have to put a bomb under the car!!!" Dat ging me nu net effe te ver. Even later vroeg hij wat er in het gebouw plaats vond. Toen ik zei dat het een plek voor homo's was werd hij kwaad en bleek ik de vijand. Zo gaan we lekker...
Soms kijk ik naar het nieuws met een pantser om mijn hart vanwege de vreselijke oorlogen en mensen die anderen vermoorden.  Als ik er in mee ga dan verhard mijn hart, als ik me bewust ben van wie we werkelijk zijn dan breekt mijn pantser ter plekke af. Iedereen komt uit dat deel van de wereld waar zijn/haar centrum van de wereld begon. Zo achtten we ons allemaal slachtoffer van situatie's of voelen we de arrogantie van dat wij het recht hebben om te beledigen, het slachtoffer te zijn, de ander te beschuldigen, onszelf te rechtvaardigen enz. Het is soms makkelijker slachtoffer te zijn dan de verantwoordelijkheid van het daderschap te aanvaarden en onder ogen te zien. Zo lang we dat doen en niet in de huid van de ander kunnen of willen kruipen om te voelen hoe het voelt om daar te zijn geboren, of zo te zijn opgegroeid en dat te hebben meegemaakt, dan blijft de wereld zoals ie is.
Zelf verantwoordelijkheid nemen voor wat er in de wereld gebeurt is een andere zaak. Hoe doen we dat? Hoe blijven we met elkaar praten en naar elkaar luisteren. Echt horen wat de ander beweegt. Er zijn mensen die dat kunnen. Marshall Rosenberg was zo iemand met zijn boek: 'Geweldloze communicatie'. Hij begeleidde groepen Palestijnen en Israëliërs die met elkaar spraken en ach er zijn er gelukkig velen die hier mee bezig zijn. Mensen boven grenzen en verschillen uitgaan en de verbinding zoeken. Die boven hun slachtoffer of daderschap uitgaan en er achter komen dat we zoveel op elkaar lijken en zoveel gemeen hebben en dat een uitgestoken hand en een open hart ons kan helen. Daar wil ik er graag één van zijn in mijn kleine wereldje en soms ga ik nog flink de mist in.