woensdag 30 december 2020

Onze principes updaten

Mijn vader kreeg ooit een baan aangeboden als meubelstoffeerder bij Fokker. Hij verdiende het minimumloon en deze baan was een geweldige kans. Op het moment dat hij zich realiseerde dat hij ook stoelen van gevechtsvliegtuigen moest stofferen, haakte hij af. Mijn ouders waren van het gebroken geweertje (voor de jongeren onder ons: een speldje dat aangaf dat je pacifist was). 

Ik was ook dol op principes en wist precies hoe de wereld in elkaar zat. Het werden er steeds meer. Van: ‘je gaat niet met je onderdrukker naar bed’ tot: ‘ik ga niet meer om met vrouwen die nog met de onderdrukker omgaan.’ Ik heb heel wat mannen weggekeken die op visite kwamen bij mijn woongroepsgenoten. Later bleken het erg aardige mannen te zijn, maar ik keek niet verder dan mijn neus lang was. Ik liep mee in allerlei demonstraties, en wist precies wat wel en niet kon en liet de mensen om me heen dat ook duidelijk weten. Ik had een baantje bij een uitgeverij. Elke nacht ging ik tot een uur of vier stappen en was dus niet zo helder in de morgen. Ik zat al een uurtje te typen toen ik voelde dat er iets niet klopte. Ik las mijn typewerk en het bleek een niet-Joodverklaring te zijn. Mijn opa was Joods, hij heeft de oorlog niet overleefd en ik was ziedend. Dus stapte ik meteen naar de baas en tikte hem flink op de vingers. Vervolgens pakte ik mijn spullen en stond op straat.

Een tijdje later zag ik tegenover het COC in Amsterdam een auto staan van die uitgeverij. Ik rende naar de administratie om een dikke viltstift te halen. Met grote zwarte letters schreef ik op de witte auto: “Hier schrijft men niet-Joodverklaringen!” Een man stond naar me te kijken en hij vroeg me in het Engels wat ik deed. Hij bleek een Israëliër te zijn. “We have to put a bomb under the car!” schreeuwde hij. Dat ging me nu net even te ver gezien mijn geweldloze opvoeding. Even later vroeg hij mij wat er binnen in het gebouw te doen was. Ook dat vertelde ik hem. Daarop begon hij te schreeuwen dat het een zonde was. Net waren we nog aan dezelfde kant aan het strijden en nu waren we alweer vijanden.

Mijn principes kostten me heel wat banen. Ik weigerde “Geachte heer” te typen als het ook een vrouw kon zijn. Ik vertrok meteen toen bleek dat de moertjes waar ik facturen voor moest typen voor geweren bleken te zijn. Ik deelde pamfletten uit voor demonstraties op mijn werk bij een keurige bank en weigerde nette kleren aan te trekken. Ik zei tegen mijn chef dat ik zijn driedelige maatpak ook niet mooi vond.

Ik liep mee in een pro-Palestijnse demonstratie, waar opeens een spandoek omhoog ging: “Dood aan Israël” en hup mijn benen weigerden dienst, want dat wilde ik helemaal niet. Alles ligt genuanceerder dan ik dacht.

Het idee van vijandschap blijkt nergens op te slaan. Nu train ik mensen die me vroeger achterna zaten als ME’er. Die met geweren op het dak zaten van het Paleis op de Dam, terwijl ik aan de overkant voor het kraakpand in de zon zat tijdens de kroning. Het blijken prachtige mensen te zijn. Jaren later kunnen we er meestal om lachen en ik weet nu hoe bang sommigen waren. Het waren ook nog maar jongens en meisjes, net van moeders rokken vandaan en daar stonden ze in de vuurlinies. Ze wisten soms nauwelijks waar het om ging. Tijdens mijn massageperiode masseerde ik de opdrachtgever van de ME-charges en we hadden diepe en vriendschappelijke gesprekken. We hebben alles uitgepraat. Het waren allemaal maar ideeën en vergissingen. De ander is slecht en deugt niet. We kenden elkaar niet en zagen alleen de ME-maskers en de Palestijnse shawls.

Door het masseren leerde ik veel over mensen en hun achtergrond. Het idee dat zakenmensen over lijken gaan, bleek voor een groot deel op vooroordelen te berusten. Vanuit de sauna kwamen mensen zonder make-up en enkel een badlaken om, bij me binnen. Door het uiterlijk kon ik niet meer misleid worden. Zo was er een prostituee die een vakbond had opgericht. Een prostitueemadam leende me een boekje over Boeddhisme en vegetarisch eten. Een bekende politicus vertelde over zijn twijfels en dat hij eigenlijk veel liever fotograaf was geworden. Het werden mensen voor me. 

Principes zijn prima, toch is het goed om af en toe even te kijken of ze nog gelden. Zijn het niet ondertussen vooroordelen geworden? Ben ik te star? Is het wel zo? Zo langzamerhand heb ik er natuurlijk weer een hoop ideeën bij gekregen. Dus uitkijken geblazen. “Ik weet het niet” is heerlijk om te zeggen. Op het moment dat ik loslaat dat ik iets moet weten, schakel ik over op mijn intuïtie en dat geeft een veel beter resultaat. Het leven is vrijer en vrolijker en er is meer liefde. Niet weten ontspant! Ik verklaar hierbij: “Ik weet het niet!”





dinsdag 8 december 2020

'Je moet het uitschreeuwen'

Toen we in de tachtiger jaren de kamers kregen in het Handelsbladgebouw moesten we flink schoonmaken. Er hadden junks op de kamer gewoond en het was een heel vies zooitje. Het pand was net aangekocht door de gemeente dus we waren officieel geen krakers.
Tijdens het schoonmaken kreeg ik flink eczeem en werd door de huisarts naar een dermatoloog gestuurd. Ik vertelde hem dat ik in een ex-kraakpand woonde en over de troep, misschien kwam het daarvan? De man trok een plastic handschoen aan, pakte mijn arm, keek naar me met een vies gezicht en zei: "Tja, dat komt ervan als jullie allemaal seks met elkaar hebben!" Ik was totaal van de kaart en belde mijn huisarts die meteen een andere dermatoloog doorgaf in het Burgerziekenhuis.
De man met baard droeg een oranje gewaad en een grote ketting met het portret van een andere man met baard. Ik wist niet wat ik zag. Hij pakte mijn handen met zijn blote handen en zei, terwijl hij me intensief in de ogen keek: "Je moet het uitschreeuwen, je moet het uitschreeuwen!!!" Ietwat verdwaasd stond ik weer buiten. Hij had gelijk... Ik had een hoop stress dus niet zo gek om lekker uit te schreeuwen.
Dat was mijn eerste ontmoeting met een sannyasin van Bhagwan, later Osho. Ik moest er niets van hebben en vond Bhagwan aanhangers belachelijk. Tegen medestudentes van de sociale academie in de Kuiperstraat die hem om hun nek hadden hangen zei ik: "Hoe kan je nou met die kerel om je nek lopen?"
Een paar jaar later bezocht ik zelf bijna elke dag het Bhagwancentrum op het Cornelis Troostplein en genoot van de meditaties en las vele boeken en at de heerlijkste chocolaatjes.
Dan keken ze je tijdens het dansen doordringend aan en oh wat was ik dan blij maar een minuut later keken ze een ander doordringend aan en zakte ik weer in. Op een avond torende er een lange man boven iedereen uit terwijl we dansten. Het was Ramses. Zijn charisma vulde de hele zaal. Ik danste om hem heen en had het idee dat we samen dansten maar ja de goede man zag me niet eens want hij keek ver over me heen. Bijna iedereen was verliefd op Ramses.
We zagen hem door de Vijzelstraat huppelen met zijn geliefde en dachten: 'dat is het echte leven, zoals die man leeft en zingt'.
Ach Baghwan deed rare dingen en zijn imperium stortte ineen. Zijn boeken vind ik nog steeds een inspiratie, dat wel. Mensen die altijd in een keurslijf hadden geleefd durfden ineens gek te doen en in oranje te lopen. Ze hadden het idee dat het ze bevrijdde.
Een Baghwan aanhangster kwam langs voor een massage toen ik in de Jodenbreestraat mijn praktijk had. Het was doodstil in de kamer en opeens een afgrijselijke horrorgil! Ik schoot een end de lucht in van schrik. Ach, ze zat onder de stress en tja... ze schreeuwde het uit. Ze was vast bevriend met de dermatoloog met de baard.