dinsdag 18 juni 2024

De zoektocht van Sara Dresden, Marja's verhaal









Op een dag, net na de oorlog, zaten mijn oma, mijn tante Annie en mijn moeder aan de keukentafel in de Ten Katestraat. De radio stond aan en opeens hoorden ze tot hun grote schrik hun eigen naam noemen. Een oproep aan Greetje en Annie Dresden: hun halfzusje Sara Dresden was gered en woonde bij een echtpaar in Delft.
Hun vader Sem Dresden scheidde van hun moeder in 1941 en trouwde met een joodse vrouw die al een kindje had. Samen kregen ze Sara. Net voor ze werden weggehaald tijdens een razzia gaf Sem de baby in paniek aan de buren. Samuel, zijn vrouw en haar kindje hebben het niet overleefd, de baby wel. De buren gaven haar uit angst aan de Duitsers, die dropten haar bij de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg en daar werd ze gered met een heel stel andere kinderen door Kees Chardon, een verzetsheld.
Dolblij togen ze naar Delft. Greetje was inmiddels zeventien en Annie vijftien. Ze zagen hun halfzusje, een piepklein, schattig meisje. Ze wilden haar omhelzen en riepen: “ons zusje”. Maar de vrouw vroeg of ze dat alsjeblieft niet wilden doen. Ze wilden niet dat Maria, zoals ze haar hadden genoemd en in de kerk laten dopen tot katholiek, zou weten dat ze eigenlijk joodse ouders had en niet hun eigen kind was. Annie en Greet konden zich dat wel voorstellen en vonden het al prachtig dat die mensen zich over Sara hadden ontfermd.
Mijn vader knipte stukken uit de krant en als ik vroeg waarom antwoordde hij: Je moeder kan niet tegen nare berichten. Later bleek dat het artikelen over de oorlog waren. Als Hitler of iets over de oorlog op tv kwam, rende mijn vader naar de tv en zette hem snel uit. Ma wilde er niets van weten. Ze wilde zich alleen richten op de mooie dingen in het leven. Dat was haar manier om met het verleden om te gaan.
Ik was een jaar of vier en er werd gebeld toen we in de Pijp woonden. Mijn moeder trok bovenaan de trap aan het touw om de deur beneden te openen. Ik hoorde roepen en de voetstappen van mijn moeder op de trap en toen hoorde ik schreeuwen. Ik kroop onder de tafel van schrik. Even later kwam ze boven met een heel mooi meisje. “Dit is Maria, mijn zusje…” Ik vond het heel bijzonder dat mijn moeder ineens nog een zuster had en dacht er verder niet over na hoe dat zat. Maria ofwel Sara was voor mij een magisch meisje, zo mooi en lief.
Op een dag vertelde ma me wat er in de oorlog was gebeurd. Ik denk dat ik een jaar of acht was. Het was een grote schok. Mijn moeder die dat allemaal had meegemaakt. Haar eigen vader en haar opa en oma en al haar neefjes en nichtjes vergast? Wat is vergassen? Ma legde het me uit: ze moesten naakt onder de douche en dachten dat ze schoon zouden spoelen maar er kwam gas uit de kranen en dan stikten ze. Het was niet te bevatten. Dan gingen ze dood. Allemaal: kinderen en oude mensen en iedereen. Hoe konden mensen dat doen? Hoe was dat mogelijk? Ik voelde me misselijk en draaierig.
Ma vertelde rustig hoe het was in de oorlog en dat ze zo’n verschrikkelijke honger hadden gehad. Dat haar vader joods was en dat bijna alles voor Joden verboden was. Ze had zelf ook een oproep gehad dat ze weg moest naar de Hollandsche Schouwburg. Daar moesten ze blijven tot ze naar kamp Westerbork werden gebracht en vandaar in treinen werden vervoerd naar Sobibor. Er was een fout gemaakt bij de Joodse Gemeente en mijn moeder stond als heel joods te boek. Haar vader heeft dat voor hij zelf wegging nog ‘recht’ gezet. Ze was half joods omdat ze een christenmoeder had, daarom hoefde ze toch niet mee.
Ik was in tranen, te veel om te verwerken. Ze vertelde dat Sara/Maria haar halfzusje was. Dat haar vader na de scheiding van haar moeder met een joodse vrouw was getrouwd die al een kindje had, Judith. Samen kregen ze in de oorlog nog een kindje en dat was Sara, die het als enige had overleefd door een reddingsactie van de advocaat Kees Chardon uit de Joodse Crèche in Amsterdam. Toen ze zestien was kwam ze er zelf achter dat ze twee zusters had en eigenlijk joods was. Ze ging op zoek in kasten, vond papieren over zichzelf en zo kwam ze op haar zestiende voor het eerst bij ons thuis.
Op een een of andere manier hadden de zusters jaren geen contact. Het is nooit duidelijk geworden waarom. Ik dacht vaak aan mijn magische jonge tante. Toen ik zestien was ging ik naar haar op zoek. Ze woonde bij Hoorn en toen ik aan kwam lopen herkende ze me direct. Het was heerlijk haar weer te zien. Inmiddels was ze getrouwd met Fred en had ze twee kleine kinderen die gezellig bij me op schoot kwamen zitten. We hebben altijd contact gehouden soms met een tussenpoos van een paar jaar.

Net voor Greet en Annie stierven nam ik ze mee naar Sara/Maria en het werd een mooie middag. Sara vroeg niet veel over haar ouders. Ze dacht: de volgende keer ga ik het vragen. Die keer is niet meer gekomen. Annie en Greet stierven vrij snel daarna plotseling: Greet op 13 juni en Annie een dag later wat op zich al een wonder is.
Een paar jaar geleden zat ik thee te drinken bij mijn tante toen ze werd gebeld. Ze trok wit weg: het was de zuster van Kees Chardon. Ze had haar ontdekt via een krantenartikel en was altijd nieuwsgierig of het kindje het had overleeft. Sara verbleef als baby een paar dagen bij haar. Ze hebben elkaar inmiddels ontmoet.
Laatst werkte ik bij de VU en daar lag de Ad Valvas het studentenblad. In twaalf jaar dat ik voor de VU werk heb ik dat blad nooit ingekeken en nu nam ik er een mee. Toen ik er 's avonds in zat te bladeren zag ik tot mijn verbazing een artikel over Kees Chardon. Er hangt een portret van hem bij mijn tante aan de muur en mijn ouders hadden een foto in hun fotoboek met daaronder: Held! Ik mailde de schrijver Wim Berkelaar, hij nodigde me uit op de koffie en we hadden een mooi gesprek. Bleek dat Kees Chardon student was aan de VU.
Inmiddels zijn de drie zusters allemaal 'aan de andere kant' aangekomen en kunnen ze alles met elkaar bespreken. Het zal een wonderlijk weerzien zijn geweest.

Inmiddels heb ik mijn tante geïnterviewd over haar leven: 



Lees ook:

Ode aan tante Engeltje

 

Geen opmerkingen: