zondag 30 juni 2024

Eerste stappen in een wereld vol kleur

De allereerste keer dat ik aanbelde bij de dancing van het COC in de Korte Leidsedwarsstraat naast de Oesterbar was ik zo vreselijk bang. Waar zou ik terecht komen? Hadden alle vrouwen snorren? Ik had geen idee wat me te wachten stond. Trillend ging mijn wijsvinger naar de bel.
Binnengekomen stevende ik op de bar af en begon aan de martini's. Na drie glazen durfde ik de barman te vragen of er ook vrouwen kwamen. Ik zag alleen maar mannen wel bekende mannen zoals Harrie Mulisch. Ik vroeg me af wat die daar nu te zoeken had. Hij zat altijd naar de vrouwen te kijken. Later bleek dat hij een boek had geschreven: 'Twee vrouwen' daarna zag ik 'm niet meer. Hij deed waarschijnlijk inspiratie op.
Ik vroeg aan de barman: "komen hier geen vrouwen?" hij wees achter me en zie: er was nog een bar en daar zaten vrouwen. Hele leuke aardige gezellige vrouwen en de meeste zonder snor. Enigszins wiebelig van de martini's ging ik er op af.

Daarna begon een nieuw leven. Ik danste elke nacht tot vier uur op heerlijke Motown en 70er jaren muziek. Kwam vriendelijke mensen tegen die me hartelijk omhelsden. Dat kende ik niet en ik genoot er met volle teugen van. Om vier uur werd ik er uit gezet terwijl Rudy Carell zong over een laatste biertje voor je me de kroeg uitsmijt. De volgende ochtend weer vroeg naar mijn werk waar ik mijn roes uitsliep. In het begin woonde ik nog bij mijn ouders die natuurlijk elke nacht weer ongerust waren. Dan was het muisstil in huis en donker. Ik schuifelde naar binnen, hopend dat ze sliepen. Plots ging het licht aan: "Waar kom jij vandaan?" Ai, ik probeerde me nog recht te houden maar viel natuurlijk meteen door de mand. Die arme ouders van me die hebben wat met me te stellen gehad.

Binnen de kortste tijd deed ik vrijwilligers werk bij het COC. Ze vroegen of ik naar de radio wilde om een interview te geven. Dat deed ik wel en ze gaven me een telefoon en wie had ik aan de lijn? Robert Long! Inmiddels een icoon in die tijd waar we heel blij mee waren. Zijn liedjes hebben heel wat goeds gedaan voor de homo-emancipatie. Ik schijn iets stoms gezegd te hebben op de radio wat ik hier niet ga herhalen maar iedereen was boos op me toen ik terug kwam. 

Op de dansvloer danste een groepje mannen en vrouwen en als zij dansten hing er licht om hen heen. Vol bewondering keek ik naar ze tot één van hen me ten dans vroeg. Daarna hoorde ik ook bij het groepje en dat voelde zo goed. We deelden snoepjes uit in de tram en rolschaatsten door het Vondelpark. Een soort verlate hippies. Heb met een aantal van hen nog steeds contact. Nu allemaal 'nette' oudere dames en heren. 

In de soos boven de dancing kwamen af en toe jongens binnen die amok maakten. Eén keer kwam een groep binnen die tegen de lampen begonnen te slaan. Ik nodigde ze uit koffie met me te drinken in een aparte ruimte. Enigszins verbaasd volgden ze me en ik trakteerde ze op koekjes bij de koffie en vertelde mijn verhaal. Ze luisterden heel zoet en we namen hartelijk afscheid. Werkt niet altijd maar toen wel. 

 


zaterdag 29 juni 2024

Ode aan tante Engeltje

In de jaren zestig, ik was nog een klein meisje, zwierf mijn tante Engeltje dagelijks met wel twintig tasjes in tasjes in tasjes door Amsterdam. Ze overleefde de oorlog dankzij een voddenkar waarmee ze uit Westerbork vluchtte. Als wij, mijn moeder en ik, haar tegen kwamen keek ze mij meewarig aan en zei: "Aggenebbisj, dat kind..." en gaf me een zompige zoen, waarop ze tegen ons begon te schelden en te tieren. Ze noemde mijn moeder 'nazi' en gaf haar de schuld van de oorlog, hetgeen gepaard ging met een hoop spuug. Ze belemmerde ons de doorgang, we stonden tegen de muur van een huis aangeplakt en konden geen kant op. Al was ze nog zo klein, ze hield ons gevangen met haar verbaal geweld. Het was alsof we gehypnotiseerd waren.

Tante Engeltje woonde in de Runstraat te Amsterdam. Ze had daar een kleine zolder kamer, in het midden van de kamer hing de wc-trekker. Over de bank en stoelen had ze doorzichtig plastic zeil en een penetrante geur benam ons de adem. De kamer stond vol met beelden. Wel dertig stuks. Elk beeld stond voor een omgekomen familielid tijdens de oorlog.
Ze benoemde ze één voor één: "Dit is Sem, dit is Leendert, dit is Miriam, tante Grietje, vader, moeder enzovoort. Liefdevol stofte ze tijdens het noemen van de namen de beelden af. Ze sprak met ze alsof ze leefden.

Tante Engeltje zette thee, de kopjes waste ze af met bleek: "Dat jullie niet viesj van me hoeven te zijn". We deden net of we een slokje namen en lieten de rest staan.
Na een rustig begin sprak ze sneller en sneller tot ze begon te schelden en tieren, vervolgens werden we de deur uitgegooid terwijl de boeken ons om de oren vlogen. We vluchten de trap af en trilden nog lang na.
Op een dag werd tante Engeltje opgenomen in Beth Shalom, een Joods ouderencentrum in Amsterdam. Ze was keurig gewassen en zat er heel zoet bij met gezonde rode wangen. Ze bleef het hele bezoek rustig. Ik denk nu dat ze haar iets hadden gegeven om rustig te blijven.
Tante Engeltje is in '82 overleden.

Van de week vond mijn vader een bundeltje met foto's en brieven. Twee schriftjes met herinneringen en aantekeningen van Tante Engeltje. Ze schreef oa hoe ze zich na de oorlog in haar kleine natte kamertje in een paleis waande: "alzoo ik er geen gezinnen uit elkaar zie scheuren en geen kinderlijden zie".

Een gedicht aan mijn grootvader, haar broer:

Lieve Sem,

Wat heb ik mij in uw leven vergist en nooit geweten hoe schoon u leven was. 
Na u smartelijk lijden met al uw Dierbaren ik alleen moest gaan.
Alleen op den Dood nog wacht
Schrijf ik dat neer voor u
Met gebroken hart
Zoo, zie ik u nog met gebroken Jas
De Kraag hoog in uw Nek
u Handen waren slank
u Nagels wel eens zwart
u was altijd stil en in uzelf gekeerd
u Houding was als de Stille Zee.
Helaas u houding zei me toen niet veel

Ik zie u nog in de triestig Bede
U Dekens waren niet veel
Zelf sprak u ook nooit veel
Ik zie u nog achter de Kachel
Gelukkig was u met Kleinste als een Prins
Al had u weinig
wat u Edel ... tooide
want u was één van de negen
En allen moesten hard werken voor het brood
u was met alles tevreden
Wat Moeder en het Leven u bood.
2 van u broers vonden voor den Oorlog de dood
Het offer wat u zijn sterfbed bracht toen zag ik pas u
Diamant.
Had niet vader of moeder en geen van ons allemaal
kan bij zijn sterfbed staan
u deed dat met u Voddepak aan.
Dat Briljante zal ik nooit vergeten

Zie hoe een Mens groot kan zijn
Die een Voddepak heeft gesleten
Vergiffenis Sem
Miljoenen keer ik mij voor u schaamde
u bij de Voddekar zag staan en 
zelf met een Voddekar mij hiermee mijn leven redde
Een Voddekar door miljoen veracht heeft mij uit de gaskamer gebracht.

Was sterker als het Oorlogsgeweld
De Nederlaag mij aangedaan
De aller doen verslagen
Mij rijker door het leven doen gaan
na uw lijden met Miljoenen van alle Rassen.
Lieve Broer
Uw leven was Liefde
wat geen Voddenkar
Helaas uw Tragische tocht
naar de Gaskamer u liefde nooit konden ontnemen.

Met het schoonste gewaad ter Wereld
droeg u gang de Marteldood tegemoet
Het concentratiekamp te gemoet
Met uw laatste woorden:
Groet mijn kinderen.
Zeg hun dat ik op Westerbork ben.
Dank voor Alles

Rust zacht
Uw zuster Engelien

Lang na "gekke" tante Engeltjes dood kunnen we nog van haar inzicht leren.


Lees ook: De zoektocht van Sara Dresden



Goud

"Ik ben van Goud" zei mijn moeder regelmatig. Ze begon ooit als Zilver. Dat komt door een chique dame die bij ons op bezoek kwam. We woonden in een piepklein huisje, twee hoog achter in de Pijp in Amsterdam en de vrouw vroeg: "Waar slapen jullie? Hebben jullie nog een verdieping hierboven?" "U zit op de slaapkamer" zei mijn moeder trots en ze wees op de uitklapbank. Even later vroeg de dame over een lepeltje bij de koffie: "Is dat zilver?" "Nee", zei mijn moeder, "zilveren lepeltjes heb ik niet nodig. Die van de Hema doen precies het zelfde als zilveren. Ik ben zelf van zilver!" De dame was van slag en stapte snel op. Mijn moeder lachte triomfantelijk. Ik was nog heel klein en bewonderde mijn moeder enorm.

Later bevorderde ze zichzelf:
Toen ik volwassen was stelde ik haar voor aan een collega. Ze ging recht voor haar zitten en keek haar diep in de ogen. "Ik ben van goud!" zei mijn moeder. "Ik ben een koningin!" Mijn collega trok wit weg en mijn moeder vertelde haar met verve over alle goede dingen die ze in haar leven had gedaan. Over het redden van mensen die zelfmoord wilden plegen, die ze steevast op bankjes in het park tegen kwam. Ma zei dan: "Als u zelfmoord pleegt, kijk ik u nooit meer aan." en: "Ik heb de oorlog meegemaakt en mijn vader is vergast en dertig andere familieleden ook en toch geniet ik van het leven. Als ik het kan dan kunt u het ook!"

Ze wist het wel en had daar geen goeroe voor nodig. Ze was van Goud. Ze sloeg wel eens door en dan stond ze op een stoel en riep: "Ik ben één met Jezus, ik ben zuiver." Daar had ze gelijk in. Wat iets minder was dat ze mij dan toeriep van boven: "en jij bent vuilnis."

Gelukkig heb ik na jaren me vuilnis voelen, ontdekt dat ik ook Goud ben. En niet alleen ik maar wij allemaal. Dus mijn moeder had voor een deel gelijk. Gisteren gaf ik een training over omgaan met agressie. Een vrouw keek me woedend aan en siste me toe: "zo'n training heb ik niet nodig." De vijandigheid straalde me tegemoet. En ja... daar trek ik me niets van aan want ik weet dat die vrouw ook Goud is. Op dat moment is ze het even vergeten. Ik niet en hielp haar herinneren, door met haar om te gaan als Goud. Het duurde niet lang of ze trok bij en ja hoor, daar kwam haar Goud te voorschijn. Wat was ze prachtig. Het Goud straalde overal doorheen.

Zo is het voor ons allemaal. Van boef tot bankdirecteur tot huisvrouw... onder alle lagen van arrogantie, minderwaardigheidscomplexen, stoerdoenerij ligt het Goud te wachten tot we het weer herontdekken.

Zag gisteren een interview met Supernanny. De vraag: "Vindt u de kinderen in de gezinnen waar u komt ook monsters af en toe?" Antwoord: "Nee, ik zie ze al in het begin zoals u ze aan het eind van het programma ziet."







Gepubliceerd in het tijdschrift voor Coaching
en in Niets meer te bewijzen

Dobbe dobbe tobbe

 We hadden het ergens over de beroemde broodjeszaak Van Dobben in hartje Amsterdam. Hier het verhaal hoe ik mijn baan bij Van Dobben verpestte. Voor mijn vierentwintigste had ik vierenvijftig baantjes met vijfenvijftig ongelukken. Het waren meestal kantoorbanen waar ik een gruwelijke hekel aan had en had geen idee hoe ik uit deze ellende kon komen zonder MAVO-diploma. Dus ik zwierf van baan naar baan die vaak maar een paar dagen duurden omdat ik of weggestuurd werd of beledigd de deur uitliep om één of andere reden. Hoe ik aan dit baantje kwam weet ik niet meer maar dacht: leuk broodjes smeren en contact met cliënten. Eén en al gezelligheid.

Het liep anders. Moest borden wassen in de keuken en met mijn kantoorhanden durfde ik het hete water niet in. Mijn collega's hadden daar geen last van en ik stond te aarzelen om mijn handen in het water te steken onder de blikken van de anderen. "Toe nou, wij doen het toch ook, stel je niet zo aan." Dus hup mijn handen in het water en trok ze snel weer terug. Wat ik toen precies deed weet ik niet meer maar vond ook dit baantje vreselijk. Het was tot laat in de avond en ik wilde dansen. Ging elke avond dansen bij de Schakel in de Korte Leidsedwarsstraat en wist dat mijn vrienden en vriendinnen al aan het swingen waren en daar stond ik af te wassen of te drogen.
Dus wat ik aan het doen was... ik staarde verlangend naar buiten. Het zal niet lang hebben geduurd voor ik me ziek meldde. Weet ook niet meer of ik echt ziek was of me inderdaad aanstelde maar belde naar de zaak. "Oh ben je ziek? Ja dat is logisch met al die drugs die je gebruikt, daar word je ziek van!" "Ik gebruik geen drugs!" "Jawel, iedereen ziet het want je staat alleen maar een beetje naar buiten te staren en je doet niets. Je hoeft niet meer terug te komen." Tja, van dat staren en niets doen daar had ie gelijk in maar drugs gebruikte ik niet.
Mijn drug was dansen en dat ging ik meteen weer die avond doen dus zo ziek zal ik niet geweest zijn. Het duurde nog wat jaren voor ik mijn draai vond op heel ander gebied. Beter laat dan nooit, vind je niet? Ik zou mezelf toen ook ontslagen hebben.



Ik weet het niet!

Mijn vader kreeg ooit een baan aangeboden als meubelstoffeerder bij Fokker. Hij verdiende het minimumloon en deze baan was een geweldige kans. Op het moment dat hij zich realiseerde dat hij ook stoelen van gevechtsvliegtuigen moest stofferen, haakte hij af. Mijn ouders waren van het gebroken geweertje (voor de jongeren onder ons: een speldje dat aangaf dat je pacifist was).
Ik was ook dol op principes en wist precies hoe de wereld in elkaar zat. Het werden er steeds meer. Van: “je gaat niet met je onderdrukker naar bed” tot: “ik ga niet meer om met vrouwen die nog met de onderdrukker omgaan.” Ik heb heel wat mannen weggekeken die op visite kwamen bij mijn woongroepsgenoten. Later bleken het erg aardige mannen te zijn, maar ik keek niet verder dan mijn neus lang was. Ik liep mee in allerlei demonstraties, en wist precies wat wel en niet kon en liet de mensen om me heen dat ook duidelijk weten.

Ik had een baantje bij een uitgeverij. Elke nacht ging ik tot een uur of vier stappen en was dus niet zo helder in de morgen. Ik zat al een uurtje te typen toen ik voelde dat er iets niet klopte. Ik las mijn typewerk en het bleek een niet-Joodverklaring te zijn. Mijn opa was Joods, hij heeft de oorlog niet overleefd en ik was ziedend. Dus stapte ik meteen naar de baas en tikte hem flink op de vingers. Vervolgens pakte ik mijn spullen en stond op straat.
Een tijdje later zag ik tegenover het COC in Amsterdam een auto staan van die uitgeverij. Ik rende naar de administratie om een dikke viltstift te halen. Met grote zwarte letters schreef ik op de witte auto: “Hier schrijft men niet-Joodverklaringen!” Een man stond naar me te kijken en hij vroeg me in het Engels wat ik deed. Hij bleek een Israëliër te zijn. “We have to put a bomb under the car!” schreeuwde hij.
Dat ging me nu net even te ver gezien mijn geweldloze opvoeding.
Even later vroeg hij mij wat er binnen in het gebouw te doen was. Ook dat vertelde ik hem. Daarop begon hij te schreeuwen dat het een zonde was. Net waren we nog aan dezelfde kant aan het strijden en nu waren we alweer vijanden.

Mijn principes kostten me heel wat banen. Ik weigerde: “Geachte heer” te typen als het ook een vrouw kon zijn. Ik vertrok meteen toen bleek dat de moertjes waar ik facturen voor moest typen voor geweren bleken te zijn. Ik deelde pamfletten uit voor demonstraties op mijn werk bij een keurige bank en weigerde nette kleren aan te trekken. Ik zei tegen mijn chef dat ik zijn driedelige maatpak ook niet mooi vond.
Ik liep mee in een pro-Palestijnse demonstratie, waar opeens een spandoek omhoog ging: “Dood aan Israël” en hup mijn benen weigerden dienst, want dat wilde ik helemaal niet. Alles ligt genuanceerder dan ik dacht.
Het idee van vijandschap blijkt nergens op te slaan.

Nu train ik mensen die me vroeger achterna zaten als ME-er. Die met geweren op het dak zaten van het Paleis op de Dam, terwijl ik aan de overkant voor het kraakpand in de zon zat tijdens de kroning. Het blijken prachtige mensen te zijn. Jaren later kunnen we er meestal om lachen en ik weet nu hoe bang sommigen waren. Het waren ook nog maar jongens en meisjes, net van moeders rokken vandaan en daar stonden ze in de vuurlinies. Ze wisten soms nauwelijks waar het om ging.

Tijdens mijn massageperiode masseerde ik de opdrachtgever van de ME-charges en we hadden diepe en vriendschappelijke gesprekken. We hebben alles uitgepraat. Het waren allemaal maar ideeën. De ander is slecht en deugt niet. We kenden elkaar niet en zagen alleen de ME-maskers en de Palestijnse shawls.
Door het masseren leerde ik veel over mensen en hun achtergrond. Het idee dat zakenmensen over lijken gaan, bleek voor een groot deel op vooroordelen te berusten. Vanuit de sauna kwamen mensen zonder make-up en enkel een badlaken om, bij me binnen. Door het uiterlijk kon ik niet meer misleid worden. Zo was er een prostituee die een vakbond had opgericht. Een prostitueemadam leende me een boekje over Boeddhisme en vegetarisch eten. Een bekende politicus vertelde over zijn twijfels en dat hij eigenlijk veel liever fotograaf was geworden. Het werden mensen voor me.

Principes zijn prima, toch is het goed om af en toe even te kijken of ze nog gelden. Zijn het niet ondertussen vooroordelen geworden? Ben ik te star? Is het wel zo? Zo langzamerhand heb ik er natuurlijk weer een hoop ideeën bij gekregen. Dus uitkijken geblazen. “Ik weet het niet” is heerlijk om te zeggen. Op het moment dat ik loslaat dat ik iets moet weten, schakel ik over op mijn intuïtie en dat geeft een veel beter resultaat. Het leven is vrijer en vrolijker en er is meer liefde. Niet weten ontspant! Ik verklaar hierbij: “Ik weet het niet!”


vrijdag 28 juni 2024

De Hoofdpot

Het Vrouwenhuis op de Nieuwe Herengracht was een prachtig pand... wel wat gestript maar de vrouwen maakten er wat van. Beneden een bar en boven vergaderruimtes en danszaal. Wat een rijkdom dat we daar zomaar gebruik van konden maken. Weet niet meer precies wat ik over deze periode heb geschreven.

Begon als actievoerster met mannen en vrouwen en dansten in 'gewone' dancings waar we uit werden geslagen. Mijn toenmalige vriendin en ik waren met zo'n tien jonge mannen en tja, wie verzorgde de koffie? Wij. De mannen gingen zich steeds vrouwelijker gedragen en draaiden pornofilms en dat voelde niet echt prettig. Ze hadden heftige marxistische discussies op universitair niveau en ik begreep er niets van met mijn afgebroken mavo dus zat er maar een beetje bij.

Na een tijdje vroegen de vrouwen van het COC: "wat moeten jullie toch met die mannen? Kom bij ons!" "We moeten de strijd toch samen voeren?" antwoordde ik nog wat timide maar ze nodigden ons uit voor een vergadering en zie: ik begreep alles dus stapte over naar de vrouwen. Ik kwam steeds vaker in het vrouwenhuis hoewel daar ook een flinke hiërarchie heerste. Een groep die zich Paarse September noemde had flink de paarse tuinbroek aan. Ik ook trouwens maar was wat verlegen. Vrouwen met lippenstift werden bijna geweigerd want dat was om mannen te behagen. Een paar vrouwen trokken zich daar niets van aan en kwamen in jurkjes en paardenstaarten en ik vond ze zeer stoer. Was ooit in een vrouwenkamp in Wales en daar mochten we geen elektriciteit gebruiken omdat het een mannelijke uitvinding was maar hier in het Vrouwenhuis kon dat gelukkig wel.

Aan de bar werkte Nellie Freida, een gezellige aardige vrouw waar ik niet bang voor was. Dus dat scheelde. Eén van de regels van de Paarse September was: geen orgasme want dan ben je resultaat gericht aan het vrijen. Ook dat ging me wat te ver... en ik vraag me af of ze zich er zelf aan hebben gehouden. Ik was niet zo van het vergaderen en danste liever en gezellig praten met iedereen en dat was volop mogelijk. Het gaf me denk ik een stoer gevoel dat ik ergens bij hoorde want ik had een flink minderwaardigheidscomplex en werd steeds radicaler. Van niet meer met je onderdrukker naar bed ging ik niet meer om met vrouwen die nog met mannen omgingen.

Op de Sociale Academie de Cicsa in de Kuiperstraat zaten we eerst in een gemengde groep, daarna in een vrouwengroep en bijna iedereen stapte over naar de vrouwenliefde. Voor sommigen was het een politieke keuze en voor sommige een ontdekking dat die mogelijkheid ook bestond.

Weet nog dat ik in het Handelsblad gebouw samen woonde met mijn Franse vriendin. Werd uitgenodigd voor een vrouwenfeest en de 'Hoofdpot' zoals ik haar noemde riep me bij zich: "Zeg, hebben jullie een relatie?" "Ja!" "Was jij al lesbisch of was het een politieke keuze?" "Ik was het al." Ze draaide zich meteen om. Zij had een politiek offer gebracht en ik genoot ervan en dat was toch wat minderwaardig.

Tijdens een demonstratie op politiebureau Lijnbaansgracht waar een paar medestrijdsters waren opgepakt riep ik één van de dienders toe dat hij een heel klein piemeltje had. Dat pikte hij niet en sloeg met zijn stok op mijn hoofd. Het bloed gutste eruit en hij bood me meteen een closetrol aan om het bloed te stelpen en zei: "Sorry!" Ik moest gehecht worden en dat was meteen mijn laatste actie. Ik had er genoeg van.

Een paar jaar later speelde ik saxofoon in een groepje en wie kwam binnen stappen? Eén van de aller strengste vrouwen van Paarse September. Ik schrok me dood maar het bleek een heel lief mens. Zo is dat vaak met mensen waar je bang voor bent. Als je ze beter leert kennen zijn het schatjes. Ach, het was een mooie, soms pijnlijke maar zeer interessante tijd en kijk er met plezier op terug. Heb geweldige vrouwen ontmoet die niet bang waren hun nek uit te steken.

Heb naderhand een aantal mannen die ik in die tijd negeerde of met boze blikken wegkeek mijn excuses aangeboden. Ze zeiden dat het wel meeviel. Heb na die tijd prachtige mannen ontmoet en verloor mijn vooroordelen. Heb politieagenten getraind die achter me aan renden in acties en we hebben er later hartelijk om gelachen en alles uitgepraat.

Je kan zeggen wat je wil maar uiteindelijk hebben we toch maar een hoop voor elkaar gekregen hoewel er zijn nog zoveel vrouwen die op dit moment ergens in de wereld onderdrukt worden dus er is nog een hoop te doen. Vrouwen krijgen nog steeds niet voor hetzelfde werk gelijk betaald als mannen dus ook hier is nog wat te doen. Toch als ik de jonge vrouwen van nu spreek zijn ze flink zelfbewust en laten zich niet in een hoekje drukken. Er is hoop voor de wereld.


Foto: vrouwenfestival in het Vondelpark. Geloof 1978. Ergens in het rechts van het midden zit ik boos te kijken.





Alle reacties:
הילמה שמושקוביץ, Rob Korff de Jong en 35 anderen

"Ik moet zo nodig!"

Een paar jaar geleden kreeg ik een wat langere opdracht bij een grote bloemenveiling. Leuk, lief bloemen denk je dan, het bleek een harde maatschappij. Ze wilden het nieuwe menselijker leiderschap introduceren en samen met een groep trainers en coaches zouden we dat voor elkaar boksen. Ze waren gewend aan de 'harde hand' van leiderschap en hadden regelmatig fikse aanvaringen met medewerkers die het niet pikten.

Ik mocht twee leidinggevenden coachen die 'van de zachte hand' waren en zelf moeite hadden met de organisatie maar ook met de medewerkers. Bleek zelfs dat de vrouw een paar keer flinke klappen had opgelopen. Verbijsterd vroeg ik of dat fysiek was en ja hoor. We hadden mooie gesprekken over hoe het anders kon en op een dag werd ik uitgenodigd bij de directeur. Samen met een vaste coach die er al jaren werkte zouden we onze ervaringen uitwisselen. Die twee begonnen en oeps ik snapte er niets van. Een hoop jargon en een manier van praten die ik niet kende. Het ging me boven de pet en zat ik met een mond vol tanden.

Na een tijd vroeg de directeur: "en Marja wat denk jij ervan?" kleine Marja uit de Pijp piepte: "Ik moet zo nodig..." en weg was ik naar de wc. Daar raapte ik mezelf bij elkaar deed een spoedmeditatie en riep God, alle Gidsen en de hele spirireutemeteut erbij, liep weer terug naar de kamer, ademde uit en sprak een half uur over wat ik er van vond. Het ging vanzelf. Toen ik uitgesproken was was het stil. Ze keken me allebei aan en zeiden tegelijkertijd: "Wat mooi!"

Zo zie je maar weer dat ik nooit in de steek word gelaten als ik me maar bewust ben dat ik het niet meer weet, het niet zelf hoef te doen en altijd hulptroepen bij me heb. Oh ja en de WC is ook altijd een uitkomst. 



donderdag 27 juni 2024

Jeugdvriendje gevonden

Jarenlang zocht ik naar mijn jeugdvriendje. We speelden samen met knikkende knietjes blokfluit op het eindfeest van de lagere school in de Pijp in Amsterdam en hadden hele gesprekken over God en de bijbel want hij was van de Jehova's Getuigen. Nou ja, zijn ouders en dus moest hij ook mee langs de deuren en Bijbelstudie doen. Vond de gesprekken met hem interessant al had ik niets met zijn geloof en voelde me veilig met hem. We werden allebei een beetje gepest dus dan trek je helemaal naar elkaar toe. Ik kwam wel eens bij hem thuis en ze hadden een piano wat ik geweldig vond. Hij kon nog spelen ook en maakte zelf transistortjes wat een wonder voor me was.
Mijn moeder had discussies met hem over het geloof en tja, die won ze want ze was flink van de tongriem gesneden en wist veel van religie en spiritualiteit. Hij werd op een gegeven moment zo woedend toen ze hem in een hoek had gekletst dat hij een luciferdoosje naar haar gooide. Hij schaamde zich kapot en mijn moeder lachte triomfantelijk: "Ik ben altijd de sterkste!"
Ik had hem vele jaren eerder kunnen vinden. Elke keer als er Jehova's Getuigen aan de deur kwamen vroeg ik naar hem maar niemand kende hem. Ik vermoedde wel dat het niet klopte want hij was geboren en getogen in de Pijp en zijn ouders waren erbij. Na de schooltijd zagen we elkaar niet meer maar moest vaak aan hem denken.
Op een dag, in mijn dertiger jaren, stonden er twee keurige heren met stropdassen voor mijn deur. Of ik God kende... interessanter vond ik op dat moment dat ik één van hen wel kende. Was hij niet die mooie jongen die altijd met een gigantische paardenstaart en wapperende kleurige gewaden door Amsterdam liep? Zou hij het zijn? Ja hoor, het was 'm en sleurde de heren zowat naar binnen want ik wilde alles weten van de ommezwaai. Het leven als modeontwerper vond hij toch te oppervlakkig en had behoefte aan verdieping. Dat vond hij bij de Jehova's getuigen. Fijn dat hij het naar zijn zin had en nee ik hoefde niet maar wilde wel mee naar hun kerk in de hoop mijn jeugdvriendje daar te zien. Had hem al gevraagd of hij hem kende maar nee hoor. Vroeg het daar aan meer mensen maar niemand kende hem.
Vele jaren later kwam ik zijn zuster tegen en ze bracht me in contact met mijn jeugdvriend die inmiddels al jaren in een klein dorpje in Friesland woonde. Na al die jaren hoorde ik zijn stem door de telefoon en tot mijn verbijstering herkende ik zijn manier van ademen, lachen en zag hem zo voor me als hij toen was, vreemd is dat. We waren inmiddels een jaar of zestig dus er zaten heel wat jaren tussen.
Inmiddels heb ik 'm in het echt gezien. Een baardige heer, type artistiek en toen hij voor me stond, ontdekte ik na een tijdje mijn schoolvriendje onder zijn baard en ja hoor hij was het nog. Wat een feest van herkenning. Hij wist nog goed het moment met het luciferdoosje en vertelde hoe hij zich geschaamd had. Onze huid is ouder, onze haren grijs, het leven ging door ons heen met vallen en opstaan, de ziel blijft eeuwig puur en jong en sprankelend.
Ik vroeg of hij de modeontwerper kende en dat bleek jarenlang zijn beste vriend bij de Jehova's te zijn geweest. Hij had geen idee waarom zijn vriend niet had gezegd dat hij hem goed kende en wist waar hij woonde. Zie de modeontwerper af en toe in de stad, nu weer met prachtige opvallende kledij en interessante haardossen, hij is weer terug bij zijn oude beroep. We zijn altijd in gezelschap als we elkaar tegen komen en zeggen dan: "We gaan een keer koffie drinken" als het zover is dan vraag ik mijn vraag: "Waarom????"



Jean Ganière (omstreeks 1615-1666) Franse graveur, uitgever en handelaar in drukwerk



woensdag 26 juni 2024

Met pa en ma in Frankrijk

In 2002 nam ik mijn ouders voor het eerst mee naar ons huis in de Bourgogne dat we een jaar daarvoor hadden gekocht. Ik was vanaf mijn jeugd niet meer met mijn ouders op vakantie geweest en vond het erg spannend. Ma heeft tassen vol etenswaren meegenomen voor het geval er in Frankrijk niets te krijgen is. Toen we later de Auchan binnenkwamen stond ma met open mond te kijken: "Oh, wat mooi! wat een geweldige zaak!" Ze wilde er elke dag naar toe. Veel leuker dan die schattige marktjes met terrasjes: "Dat zijn toch geen markten, nee dan de Albert Cuijp!" Ze wilde elke dag lunchen bij de Auchan. "Oh, wat heerlijk allemaal!"

De eerste drie dagen zijn redelijk rustig. Ze zijn helemaal weg van het huis en van de omgeving. Ze vinden alles prachtig. We rijden 's ochtends naar mooie plaatsen en 's middags lezen we in de tuin. Ieder op zijn eigen plek. Pa, in de ligstoel, kijkt urenlang naar de gigantische oude eiken en het weiland voor de tuin. Ma ligt in de zon met een boek (de kracht van het Nu van Eckhart Tolle) en ik zit in de schaduw. De tuin is groot genoeg en we zitten ver van elkaar. Heerlijk rustig. Af en toe scharrelt een eekhoorn rond.

's Avonds luisteren we naar muziek. Ma zegt: "Ik heb nog nooit zulke mooie muziek gehoord en zo luid." Thuis mag het geluid alleen heel zachtjes 'voor de buren'. Hier wonen de buren dertig meter verderop. De eerste avond zitten we nog voor de open haard, het vuur brand in één keer en de hele avond door, zonder hapering. Ma zegt: "Dat komt door mijn uitstraling, met mij erbij gaat alles beter...."
's Ochtends om zeven uur schrik ik wakker omdat mijn moeder mijn kamer binnenstormt: "Wat gaan we doen vandaag?" roept ze hard. Ik antwoord dat ik nog even bij moet komen en dat ik er zo aankom. Ik heb haar 's avonds gewezen hoe ze de koffie kan zetten en alles al klaar gezet zodat ze alleen op het knopje hoeft te drukken. Terwijl ik me aankleed, slapen lukt toch niet meer, zie ik door de luxaflex mijn moeder in de kamer staan met een grote kop thee. Ze staat er verloren en onzeker bij. Als ik de kamer binnenkom, blijkt dat ze sangria in haar kop heeft. "Ma, u drinkt sangria en het is zeven uur in de ochtend!" "Er zit geen alcohol in!" antwoordt ze. Ik ben geschokt. 

Ma vertelt altijd dat ze uren lopen. "Oh, we hebben uren gelopen! En dat op onze leeftijd"
Het blijkt dat ze haast geen stap kan verzetten. Veel te kortademig. De enige keer is het hyperventilatie en de andere keer gewoon kortademigheid.
Na letterlijk drie stappen, moet ze al stil staan en doet ze net of ze iets heel erg bewonderd:  “Kijk eens wat een mooie boom!” wijst ze naar een willekeurige boom.
Pa vertelt, als ik 'm even alleen spreek, dat ze niet ver lopen. Ze nemen de tram, naar plein 40-45 en dan lopen ze nog een stukje. Ma staat dan om de paar stappen een tijd stil. Ik heb haar op het hart gedrukt naar een dokter te gaan maar ik moet het nog zien: "ik overwin alles zelf!"

We drinken koffie in Vézelay op een prachtig plekje, we krijgen nogal grote bakken, ze kan maar de helft op. Ik ook. "Niek, drink jij de rest op, anders wordt de ober boos". Zo gaat het ook als we later in een restaurant dineren. Een deel van het eten blijft liggen en pa moet het opeten. Dat doet hij ook ondanks mijn gemor: "Pa, dat hoeft niet hoor en ma die ober wordt niet boos... hem maakt het helemaal niets uit!" "Hoeveel fooi geef je?" "Tien procent" "Dat is te weinig, je moet vijf euro geven!" "Ma, dat is veel te veel..." "Doe nou maar, die mensen moeten er van leven." Ik doe het. Ze hebben een klein pensioentje maar de fooien zijn altijd zeer groot. Ma voelt met de obers mee. Dat zit in de familie. Mijn oma en mijn tante deden het ook. Hoe weinig ze ook zelf te spenderen hadden.

Ma kan geen keuze maken en het duurt een hele hoop vragen en onzekerheden voor ze kiest.  "Wel een croissantje, niet een croissantje... of misschien twee... wat doe jij? Wat zal ik doen? Is het niet teveel... te weinig?"
Pa houdt zich afzijdig en mompelt wat. "Ja, één is goed, ja twee ook, nou ja, dan 
één." Hij ziet er helemaal verschrompeld uit en laat alles over zich heen komen. Hij loopt krom. Als ik vraag: "wat wilt u"? zegt ie: "doe maar wat je moeder neemt".
Uiteindelijk maak ik de keuze voor ze. Ma gaat op weg nooit naar de wc. Ze is heel trots op haar doorzettingsvermogen. Al moet ze nog zo nodig, haar wilskracht zorgt ervoor dat ze het uithoudt en dat zeven uur lang op reis. "Gek hè, thuis moet ik dan ineens wel" Als ze eens toch onderweg gaat, moet ik voor de deur wachten. De deur mag niet op slot en zelfs niet dicht.

De buren in Frankrijk nodigen ons uit voor een aperitief: "Komen jullie bij ons straks?" 
We spreken af om zeven uur na het diner. We denken 'een borreltje' en mijn ouders eten altijd vroeg. Misverstand. De tafel in de tuin is prachtig gedekt voor tien personen met allerlei drank en de barbecue staat te roken. Een heel diner. Aperitief is in Frankrijk iets anders dan bij ons kennelijk. We hebben thuis flink pasta gegeten maar ma durft niet te weigeren. Ik leg de situatie uit en iedereen zegt tegen mijn moeder, dat ze niet hoeft te eten. Ma eet toch mee, want "die mensen hebben niet voor niets gekookt" al kan ze het bijna niet aan. Het zijn schatten. Pierre en Patricia. Twee Parijzenaars, die net gepensioneerd zijn en nu permanent in de Bourgogne wonen. Ze spreken alleen Frans, dus alles moet vertaald worden. In het begin is ma rustig. Ik zie haar broeden, ze kan haar ei niet kwijt. De andere buren komen ook de tuin in gelopen. Grootmoeder, Jean Marie, Roza en de kinderen. Een hoop gekus. iedereen kust elkaar vier keer. Ik raak altijd de tel kwijt.

Dan begint het: ma steekt haar vinger op en zegt: "Mar vertaal: Ik heb de kerk gered!!!!" Ze heeft er ooit daadwerkelijk voor gezorgd dat de Kolenkit in de Bos en Lommer mocht blijven. "Ik weet wie Sartre is...  vertel het ze… Ik ken Socrates... Socrates...  van die gifbeker. Ik zou ook eerder gif drinken dan mijn principes laten varen. Mijn vader was Joods... in Sobibor vergast. Ik heb ook Franse voorouders, mijn moeder heette Ledou en ik heb zo'n uitstraling…" Het komt er staccato en in één lange stroom woorden uit. Ik probeer het bij te houden in de vertaling wat gepaard gaat met stotteren en hiaten in de tekst. Geloof niet dat ze het begrijpen. Patricia blijkt ook een Joodse vader te hebben gehad. Die is teruggekomen uit Mauthausen. Ma wijst fanatiek op zichzelf : "Mijn vader Sobibor en die kwam niet meer terug...." Dertig familieleden vergast!" De vader van Patricia had een gebroken arm, die kan daar niet tegenop. Ma grijpt de arm van de grootmoeder van de buren en zegt: "Mar.. vraag of ze me gezellig vindt.... gezellig ben ik hè...." Ik draai de vraag om naar iets wat op: "Vindt u het gezellig?" lijkt in het Frans. De overleden man van grootmoeder blijkt Ledou's als familie te hebben. We zijn nog verre familie ook.


Dan kom ik op het idee, dat we misschien kunnen gaan zingen. Liedjes die mijn ouders mee kunnen neuriën. Iedereen zingt mee en Pierre pakt zijn gitaar. Heerlijk. Charles Aznavour en Edith Piaf. Pierre kan prachtig ritmisch gedichten opzeggen, terwijl hij gitaar speelt. De koude rillingen lopen over mijn rug.
Patricia en mijn moeder spelen stier en stierenvechter met een rode sjaal. Ze wisselen cadeautjes uit. Een Eiffeltorentje voor ma en ma geeft haar sjaal terug. Niemand zal haar iets geven, zonder iets terug te krijgen.
Ze pakt pa bij de hand en zwaait hem in de lucht. “Vijftig jaar getrouwd en nog verliefd!” Pa kijkt beschaamd naar de grond terwijl ma trots met zijn arm zwaait. Hij mompelt iets en perst er een glimlachje uit.

Wanneer we thuisgekomen zijn, wil ik naar bed, ben doodop. Ma zegt met autoriteit: "ga zitten, ik wil nog even napraten" en wijst op de stoel voor haar. Ik ga zitten. Gehoorzaam luister ik. Ze vertelt over hoe de buren onder de indruk waren van haar. Ze vraagt: "Zeiden ze niet, wat een leuke moeder heb je?" "Nee", zeg ik eerlijk. "Jawel!" zegt ze. "Nee hoor, eerlijk niet, u kunt het toch merken, ze deden heel warm tegen u, is dat niet voldoende?" "Ja, daar heb je wel gelijk in."
Ze heeft toch een triomf. Pierre zei, toen Ma vertelde dat ze drieënzeventig is, dat ze leeftijdsloos is. Ma zegt: "Nou, hij zei dat ik zo'n levenloos gezicht heb" Ik lig dubbel, en als ik herhaal wat ze zei, liggen we met zijn drieën dubbel. Nog nahikkend van het lachen gaan we slapen.

We maken een tocht naar Auxerre. Een schitterend middeleeuws stadje. We genieten van het uitzicht en de huizen en de kathedraal. Op de terugweg eten we taartjes en drinken we koffie op een mooi plein. Ik ben gelukkig en ik voel liefde stromen.. "Pa, Ma het is heerlijk dat jullie er zijn en we doen het volgend jaar weer... " We glunderen allemaal. Ja... volgend jaar weer.

De zon schijnt fel. We zitten buiten voor het huis, onder de gele parasol. Ma vertelt over haar werkleven. Voor de vierde keer deze week. Hoe ze ervoor heeft gezorgd dat ze op het naaiatelier koffie kregen. Ze heeft ervoor gevochten.
Hoe ze voor iedereen opkwam... stank voor dank..... de enige die wat durfde te zeggen.... over hoe ze op twaalfjarige leeftijd al begon. "Van 's ochtends vroeg tot 12 uur 's nachts en we mochten niet zitten."

Ik bedenk me hoe gelukkig ik ben in deze tijd. Ik vraag wanneer ze met werken stopte en hoe heerlijk dat voor haar moet zijn geweest. Ze was zesentwintig jaar toen ze thuis bleef. Ja, maar ze heeft ook nog twee weken op kinderen gepast en nog eens twee weken in een koffiehuis gestaan. Zoals ze vertelt heeft ze meer en harder en langer gewerkt dan pa en ik bij elkaar. Pa knikt vriendelijk en zegt af en toe quasi verrast: "O, ja goh???" Als ik dit verhaal deze week al vier keer hoor en in totaal misschien tweeduizend keer heb gehoord, reken maar uit hoeveel keer het aan hem is verteld.


Ma praat door, een lange stroom woorden zonder onderbreking. Ik bedenk me, dat ik op dit moment op kan staan en iets anders kan gaan doen. Dat ik zo kan zeggen, dat ik het nu al zoveel keer heb gehoord, maar ik kan het niet. Ik heb geen kracht. Ik voel me als een spin in haar web en ik realiseer me dat het met pa ook zo moet zijn. Ik blijf nog een tijd zitten en kijk als een toeschouwer naar de situatie.
Dan verzamel ik al mijn moed bij elkaar en zeg dat ik wat in de tuin ga werken.
In de tuin hoor ik nog steeds de stem van ma... en pa die af en toe wat mompelt. "O ja? Goh" Als ik ga kijken, blijkt dat ze stil zitten te lezen en toch blijf ik het horen. Ook als ik later stofzuig, gaan de stemmen door, ze lezen nog steeds, wonderlijk.

Ma leest "Het boek der geheimen" van Osho. Ze vindt het prachtig. Hij schrijft over hoe je als je sterk bent energie verspreidt en dat je dat naar anderen uitstraalt. "Dat doe ik ook" zegt ze, "Ik straal ook energie naar anderen uit. Soms teveel en dat is niet goed voor me maar ik kan niet anders. Zo ben ik!" en voor ik het weet hebben we een prachtig gesprek over het leven. Daar is mijn moeder weer zoals ik haar ook zo vaak heb gesproken van hart tot hart en van ziel tot ziel. Ze vertelt over haar ideeën, dat we ooit allemaal zullen ervaren dat we één zijn. Dat vergeven ons vrij maakt en dat ze de Duitsers vergeeft die haar familie hebben vergast. Dat we blij kunnen zijn met de kleine dingen in het leven zoals genieten van de zon en van het eten dat we hebben en dat we van onszelf moeten houden. Dat we niets als vanzelfsprekend moeten aannemen. Eigenwaarde maakt dat we het leven aan kunnen en dat we sterk in onze schoenen staan, wat er ook gebeurt. Dat we altijd de keuze hebben tussen eerlijk en oneerlijk en dat eerlijkheid altijd wint. Dat we dichtbij onszelf moeten blijven en niet het leven van anderen moeten leven. We zijn allemaal uniek. Ze zegt wijze woorden en luistert naar de mijne en denkt er over na. Ja, dat is mijn moeder en ik hou van haar. Dat ik zo'n wijze moeder heb.


Dit keer is het aperitief bij ons. Ma nodigde ze allemaal uit. Daar komt de hele meute aan. Met z'n tienen, kinderen en grootmoeder, Jean Marie en Roza en Pierre en Patricia. We hebben drank en chips en lekkere hapjes. Het is weer heel gezellig. Ze blijven de hele avond. Ma raakt al meteen op dreef en gaat staan. "Sartre... kerk... Socrates... Joods.... Mensen helpen... Ik heb uitstraling... ben de enige in onze familie met principes... ik ik ik... Af en toe draai ik met de vertaling... Als Pierre zegt dat mijn moeder mijn vader jong houdt, weiger ik de vertaling. Pa zit er geslagen bij.
Weer trekt ze zijn arm omhoog: vijftig jaar en nog verliefd! Af en toe kijk ik pa aan: we knikken even naar elkaar. Ik pak hem af en toe bij zijn schouder om contact te houden.
De buren kijken verwonderd en geamuseerd naar ma, die van alles roept, terwijl ze staat en met haar armen zwaait.
Ik zit glimlachend te vertalen in verfomfaaid Frans... Pierre gaat overal serieus op in. Hij is heel lief en gevoelig en heeft zachte pretoogjes. Een man om van te houden. Dat doet iedereen, we kunnen niet anders.

Op een rustig moment, zeg ik tegen Pierre hoe het jammer het is dat we door de taalbarrière niet dieper kunnen praten. Daardoor wordt het gesprek toch dieper, het lukt! We komen bij God terecht, waar we allebei een passie voor blijken te hebben. Dan fluistert ma in mijn oor: "Mar, hij is Jehova Getuige." Ze is scherp die moeder van me. Ik schrik en geloof het niet, ren naar binnen voor een woordenboek. Jawel... hij is Jehova's getuige. Ik kijk naar zijn borrel, denk aan de verjaardag die hij uitbundig vierde… en ik kijk naar Patricia, die haar zoveelste sigaret opsteekt, allemaal verboden zaken. Hij ziet me kijken. "Ik ben niet fanatiek". Ik merk dat ik het moet verwerken. Gek dat ik er zo van schrik. Mijn hart klopt snel.

Denk aan de angsten van Jehova's. Alle anderen zijn verdoemd. Met hard werken en langs de deuren gaan, overleven alleen zij straks de vernietiging van de wereld.
Mijn moeders gedachten gaan ook razendsnel. Ze heeft aardig wat Jehova's getuigen gekend. Ze vertelt, dat ze een vriendin, die Jehova's getuige was en stierf aan kanker, heeft geholpen. Pierre knikt dankbaar. Later hoor ik dat Patricia geen Jehova’s Getuige meer is. Ik schrik weer. Wat moeilijk moet dat zijn. Ze houden zoveel van elkaar. Dat zie je... door liefdevolle blikken, ze lopen altijd hand in hand. Noemen elkaar engel en chou chou en ma petite bebete. Hij gelooft dat ze 'verdoemd' is net als zijn kinderen die de sekte hebben verlaten. Hij zal alleen verder moeten in de nieuwe wereld! Wat een drama.
We spreken af in augustus verder te praten. Zij gaan de volgende dag naar Parijs, voor een medisch onderzoek. Patricia is erg ziek.

Iedereen vertrekt naar huis en we nemen innig afscheid. Zelfs pa krijgt van Pierre vier hartelijke zoenen. Pa's gezicht verwringt tot een grimas van afkeer. Ik vertel Pierre dat hij de eerste man is, die mijn vader kust. We lachen, pa ook.

Pa en ik gaan naar het dorp boodschappen doen. In de auto zit hij rechtop. We drinken koffie op het terras. Ik kijk hem aan. Hij is ineens twintig jaar jonger. Zijn ogen twinkelen en hij praat. We praten over zijn leven. Hoe erg hij het vindt, als ze zijn hand omhoog steekt over hun verliefdheid na vijftig jaar. Er is geen liefde meer. Alleen af en toe medelijden. Ik vraag of hij ook medelijden met zichzelf heeft. "Nee", zegt hij. "Ik leef in mijn eigen wereld. Ik ben hard voor mezelf." In een volgend leven doet hij het anders. Muziek houdt hem op de been, daar geniet hij van. Hij heeft een walkman, dan kan hij zich afsluiten.
 "Het enige goede uit dit huwelijk, ben jij." Toen ze elkaar pas kenden, was ze een leuke meid, met veel interesses. Zo geleidelijk aan is ze geworden tot wie ze nu is.
Ik zit met tranen in mijn ogen, over zoveel verdriet en machteloosheid. Zijn onmacht om eruit te stappen. Als hij nu jong was, was hij weggegaan. Nu zit hij het uit. Hij is dolgelukkig dat we nu in Frankrijk samen zijn. Hij geniet met volle teugen van het huis en van de tuin en de ritjes. Ook de buren vindt hij sympathiek. Hoe is het mogelijk? Dezelfde man als de man die krom en geslagen voor zich uit zat te staren, lijkbleek met oude trekken, zit daar lachend, stralend jong te zijn. Ik zag het al twee keer eerder en het raakt me weer even diep. Ik zeg dat ik van hem hou en dat ik heel erg blij ben met deze gesprekken. Hij is ook blij en we lopen gearmd naar de auto.

Het is de laatste dag en we maken het huis schoon. Ma lapt de tafel: "kijk eens, ik heb de tafel schoongemaakt, goed hè, schoon hè" "Nou, fijn ma, heel schoon" Dan de raampost. Ik moet weer komen kijken en er het nodige van zeggen. Zo gaat ze door tot ik zeg dat ik toch echt mijn hersens er bij moet houden, omdat ik niets wil vergeten. Dat respecteert ze, er moet niets vergeten worden.

De volgende morgen vroeg in de auto... pilletje voor het rijden, voor de hyper, voor de hooikoorts. "Niek, Mar, een pepermuntje!" In de auto is het  stil... af en toe zegt ma... "Wat hebben we genoten... wat een week... dit vergeten we nooit meer". "Ja" zeg ik met heel mijn hart: "volgend jaar weer!"


Thuis in Amsterdam stort ik me doodop op de bank. Ik heb een jaar om bij te komen.