Saturday, June 29, 2024

Dobbe dobbe tobbe

Hier het verhaal hoe ik mijn baan bij Van Dobben in Amsterdam verpestte. Voor mijn vierentwintigste had ik vierenvijftig baantjes met vijfenvijftig ongelukken. Het waren meestal kantoorbanen waar ik een gruwelijke hekel aan had en had geen idee hoe ik uit deze ellende kon komen zonder MAVO-diploma. Dus ik zwierf van baan naar baan die vaak maar een paar dagen duurden omdat ik of weggestuurd werd of beledigd de deur uitliep om één of andere reden. Hoe ik aan dit baantje kwam weet ik niet meer maar dacht: leuk broodjes smeren en contact met cliënten. Eén en al gezelligheid.

Het liep anders. Moest borden wassen in de keuken en met mijn kantoorhanden durfde ik het hete water niet in. Mijn collega's hadden daar geen last van en ik stond te aarzelen om mijn handen in het water te steken onder de blikken van de anderen. "Toe nou, wij doen het toch ook, stel je niet zo aan." Dus hup mijn handen in het water en trok ze snel weer terug. Wat ik toen precies deed weet ik niet meer maar vond ook dit baantje vreselijk. Het was tot laat in de avond en ik wilde dansen. Ging elke avond dansen bij de Schakel in de Korte Leidsedwarsstraat en wist dat mijn vrienden en vriendinnen al aan het swingen waren en daar stond ik af te wassen of te drogen.
Dus wat ik aan het doen was... ik staarde verlangend naar buiten. Het zal niet lang hebben geduurd voor ik me ziek meldde. Weet ook niet meer of ik echt ziek was of me inderdaad aanstelde maar belde naar de zaak. "Oh ben je ziek? Ja dat is logisch met al die drugs die je gebruikt, daar word je ziek van!" "Ik gebruik geen drugs!" "Jawel, iedereen ziet het want je staat alleen maar een beetje naar buiten te staren en je doet niets. Je hoeft niet meer terug te komen." Tja, van dat staren en niets doen daar had ie gelijk in maar drugs gebruikte ik niet.
Mijn drug was dansen en dat ging ik meteen weer die avond doen dus zo ziek zal ik niet geweest zijn. Het duurde nog wat jaren voor ik mijn draai vond op heel ander gebied. Beter laat dan nooit, vind je niet? Ik zou mezelf toen ook ontslagen hebben.



Ik weet het niet!

Mijn vader kreeg ooit een baan aangeboden als meubelstoffeerder bij Fokker. Hij verdiende het minimumloon en deze baan was een geweldige kans. Op het moment dat hij zich realiseerde dat hij ook stoelen van gevechtsvliegtuigen moest stofferen, haakte hij af. Mijn ouders waren van het gebroken geweertje (voor de jongeren onder ons: een speldje dat aangaf dat je pacifist was).
Ik was ook dol op principes en wist precies hoe de wereld in elkaar zat. Het werden er steeds meer. Van: “je gaat niet met je onderdrukker naar bed” tot: “ik ga niet meer om met vrouwen die nog met de onderdrukker omgaan.” Ik heb heel wat mannen weggekeken die op visite kwamen bij mijn woongroepsgenoten. Later bleken het erg aardige mannen te zijn, maar ik keek niet verder dan mijn neus lang was. Ik liep mee in allerlei demonstraties, en wist precies wat wel en niet kon en liet de mensen om me heen dat ook duidelijk weten.

Ik had een baantje bij een uitgeverij. Elke nacht ging ik tot een uur of vier stappen en was dus niet zo helder in de morgen. Ik zat al een uurtje te typen toen ik voelde dat er iets niet klopte. Ik las mijn typewerk en het bleek een niet-Joodverklaring te zijn. Mijn opa was Joods, hij heeft de oorlog niet overleefd en ik was ziedend. Dus stapte ik meteen naar de baas en tikte hem flink op de vingers. Vervolgens pakte ik mijn spullen en stond op straat.
Een tijdje later zag ik tegenover het COC in Amsterdam een auto staan van die uitgeverij. Ik rende naar de administratie om een dikke viltstift te halen. Met grote zwarte letters schreef ik op de witte auto: “Hier schrijft men niet-Joodverklaringen!” Een man stond naar me te kijken en hij vroeg me in het Engels wat ik deed. Hij bleek een Israëliër te zijn. “We have to put a bomb under the car!” schreeuwde hij.
Dat ging me nu net even te ver gezien mijn geweldloze opvoeding.
Even later vroeg hij mij wat er binnen in het gebouw te doen was. Ook dat vertelde ik hem. Daarop begon hij te schreeuwen dat het een zonde was. Net waren we nog aan dezelfde kant aan het strijden en nu waren we alweer vijanden.

Mijn principes kostten me heel wat banen. Ik weigerde: “Geachte heer” te typen als het ook een vrouw kon zijn. Ik vertrok meteen toen bleek dat de moertjes waar ik facturen voor moest typen voor geweren bleken te zijn. Ik deelde pamfletten uit voor demonstraties op mijn werk bij een keurige bank en weigerde nette kleren aan te trekken. Ik zei tegen mijn chef dat ik zijn driedelige maatpak ook niet mooi vond.
Ik liep mee in een pro-Palestijnse demonstratie, waar opeens een spandoek omhoog ging: “Dood aan Israël” en hup mijn benen weigerden dienst, want dat wilde ik helemaal niet. Alles ligt genuanceerder dan ik dacht.
Het idee van vijandschap blijkt nergens op te slaan.

Nu train ik mensen die me vroeger achterna zaten als ME-er. Die met geweren op het dak zaten van het Paleis op de Dam, terwijl ik aan de overkant voor het kraakpand in de zon zat tijdens de kroning. Het blijken prachtige mensen te zijn. Jaren later kunnen we er meestal om lachen en ik weet nu hoe bang sommigen waren. Het waren ook nog maar jongens en meisjes, net van moeders rokken vandaan en daar stonden ze in de vuurlinies. Ze wisten soms nauwelijks waar het om ging.

Tijdens mijn massageperiode masseerde ik de opdrachtgever van de ME-charges en we hadden diepe en vriendschappelijke gesprekken. We hebben alles uitgepraat. Het waren allemaal maar ideeën. De ander is slecht en deugt niet. We kenden elkaar niet en zagen alleen de ME-maskers en de Palestijnse shawls.
Door het masseren leerde ik veel over mensen en hun achtergrond. Het idee dat zakenmensen over lijken gaan, bleek voor een groot deel op vooroordelen te berusten. Vanuit de sauna kwamen mensen zonder make-up en enkel een badlaken om, bij me binnen. Door het uiterlijk kon ik niet meer misleid worden. Zo was er een prostituee die een vakbond had opgericht. Een prostitueemadam leende me een boekje over Boeddhisme en vegetarisch eten. Een bekende politicus vertelde over zijn twijfels en dat hij eigenlijk veel liever fotograaf was geworden. Het werden mensen voor me.

Principes zijn prima, toch is het goed om af en toe even te kijken of ze nog gelden. Zijn het niet ondertussen vooroordelen geworden? Ben ik te star? Is het wel zo? Zo langzamerhand heb ik er natuurlijk weer een hoop ideeën bij gekregen. Dus uitkijken geblazen. “Ik weet het niet” is heerlijk om te zeggen. Op het moment dat ik loslaat dat ik iets moet weten, schakel ik over op mijn intuïtie en dat geeft een veel beter resultaat. Het leven is vrijer en vrolijker en er is meer liefde. Niet weten ontspant! Ik verklaar hierbij: “Ik weet het niet!”


Friday, June 28, 2024

De Hoofdpot

Het Vrouwenhuis op de Nieuwe Herengracht was een prachtig pand... wel wat gestript maar de vrouwen maakten er wat van. Beneden een bar en boven vergaderruimtes en danszaal. Wat een rijkdom dat we daar zomaar gebruik van konden maken. Weet niet meer precies wat ik over deze periode heb geschreven.

Begon als actievoerster met mannen en vrouwen en dansten in 'gewone' dancings waar we uit werden geslagen. Mijn toenmalige vriendin en ik waren met zo'n tien jonge mannen en tja, wie verzorgde de koffie? Wij. De mannen gingen zich steeds vrouwelijker gedragen en draaiden pornofilms en dat voelde niet echt prettig. Ze hadden heftige marxistische discussies op universitair niveau en ik begreep er niets van met mijn afgebroken mavo dus zat er maar een beetje bij.

Na een tijdje vroegen de vrouwen van het COC: "wat moeten jullie toch met die mannen? Kom bij ons!" "We moeten de strijd toch samen voeren?" antwoordde ik nog wat timide maar ze nodigden ons uit voor een vergadering en zie: ik begreep alles dus stapte over naar de vrouwen. Ik kwam steeds vaker in het vrouwenhuis hoewel daar ook een flinke hiërarchie heerste. Een groep die zich Paarse September noemde had flink de paarse tuinbroek aan. Ik ook trouwens maar was wat verlegen. Vrouwen met lippenstift werden bijna geweigerd want dat was om mannen te behagen. Een paar vrouwen trokken zich daar niets van aan en kwamen in jurkjes en paardenstaarten en ik vond ze zeer stoer. Was ooit in een vrouwenkamp in Wales en daar mochten we geen elektriciteit gebruiken omdat het een mannelijke uitvinding was maar hier in het Vrouwenhuis kon dat gelukkig wel.

Aan de bar werkte Nellie Freida, een gezellige aardige vrouw waar ik niet bang voor was. Dus dat scheelde. Eén van de regels van de Paarse September was: geen orgasme want dan ben je resultaat gericht aan het vrijen. Ook dat ging me wat te ver... en ik vraag me af of ze zich er zelf aan hebben gehouden. Ik was niet zo van het vergaderen en danste liever en gezellig praten met iedereen en dat was volop mogelijk. Het gaf me denk ik een stoer gevoel dat ik ergens bij hoorde want ik had een flink minderwaardigheidscomplex en werd steeds radicaler. Van niet meer met je onderdrukker naar bed ging ik niet meer om met vrouwen die nog met mannen omgingen.

Op de Sociale Academie de Cicsa in de Kuiperstraat zaten we eerst in een gemengde groep, daarna in een vrouwengroep en bijna iedereen stapte over naar de vrouwenliefde. Voor sommigen was het een politieke keuze en voor sommige een ontdekking dat die mogelijkheid ook bestond.

Weet nog dat ik in het Handelsblad gebouw samen woonde met mijn Franse vriendin. Werd uitgenodigd voor een vrouwenfeest en de 'Hoofdpot' zoals ik haar noemde riep me bij zich: "Zeg, hebben jullie een relatie?" "Ja!" "Was jij al lesbisch of was het een politieke keuze?" "Ik was het al." Ze draaide zich meteen om. Zij had een politiek offer gebracht en ik genoot ervan en dat was toch wat minderwaardig.

Tijdens een demonstratie op politiebureau Lijnbaansgracht waar een paar medestrijdsters waren opgepakt riep ik één van de dienders toe dat hij een heel klein piemeltje had. Dat pikte hij niet en sloeg met zijn stok op mijn hoofd. Het bloed gutste eruit en hij bood me meteen een closetrol aan om het bloed te stelpen en zei: "Sorry!" Ik moest gehecht worden en dat was meteen mijn laatste actie. Ik had er genoeg van.

Een paar jaar later speelde ik saxofoon in een groepje en wie kwam binnen stappen? Eén van de aller strengste vrouwen van Paarse September. Ik schrok me dood maar het bleek een heel lief mens. Zo is dat vaak met mensen waar je bang voor bent. Als je ze beter leert kennen zijn het schatjes. Ach, het was een mooie, soms pijnlijke maar zeer interessante tijd en kijk er met plezier op terug. Heb geweldige vrouwen ontmoet die niet bang waren hun nek uit te steken.

Heb naderhand een aantal mannen die ik in die tijd negeerde of met boze blikken wegkeek mijn excuses aangeboden. Ze zeiden dat het wel meeviel. Heb na die tijd prachtige mannen ontmoet en verloor mijn vooroordelen. Heb politieagenten getraind die achter me aan renden in acties en we hebben er later hartelijk om gelachen en alles uitgepraat.

Je kan zeggen wat je wil maar uiteindelijk hebben we toch maar een hoop voor elkaar gekregen hoewel er zijn nog zoveel vrouwen die op dit moment ergens in de wereld onderdrukt worden dus er is nog een hoop te doen. Vrouwen krijgen nog steeds niet voor hetzelfde werk gelijk betaald als mannen dus ook hier is nog wat te doen. Toch als ik de jonge vrouwen van nu spreek zijn ze flink zelfbewust en laten zich niet in een hoekje drukken. Er is hoop voor de wereld.


Foto: vrouwenfestival in het Vondelpark. Geloof 1978. Ergens in het rechts van het midden zit ik boos te kijken.





Alle reacties:
הילמה שמושקוביץ, Rob Korff de Jong en 35 anderen

"Ik moet zo nodig!"

Een paar jaar geleden kreeg ik een wat langere opdracht bij een grote bloemenveiling. Leuk, lief bloemen denk je dan, het bleek een harde maatschappij. Ze wilden het nieuwe menselijker leiderschap introduceren en samen met een groep trainers en coaches zouden we dat voor elkaar boksen. Ze waren gewend aan de 'harde hand' van leiderschap en hadden regelmatig fikse aanvaringen met medewerkers die het niet pikten.

Ik mocht twee leidinggevenden coachen die 'van de zachte hand' waren en zelf moeite hadden met de organisatie maar ook met de medewerkers. Bleek zelfs dat de vrouw een paar keer flinke klappen had opgelopen. Verbijsterd vroeg ik of dat fysiek was en ja hoor. We hadden mooie gesprekken over hoe het anders kon en op een dag werd ik uitgenodigd bij de directeur. Samen met een vaste coach die er al jaren werkte zouden we onze ervaringen uitwisselen. Die twee begonnen en oeps ik snapte er niets van. Een hoop jargon en een manier van praten die ik niet kende. Het ging me boven de pet en zat ik met een mond vol tanden.

Na een tijd vroeg de directeur: "en Marja wat denk jij ervan?" kleine Marja uit de Pijp piepte: "Ik moet zo nodig..." en weg was ik naar de wc. Daar raapte ik mezelf bij elkaar deed een spoedmeditatie en riep God, alle Gidsen en de hele spirireutemeteut erbij, liep weer terug naar de kamer, ademde uit en sprak een half uur over wat ik er van vond. Het ging vanzelf. Toen ik uitgesproken was was het stil. Ze keken me allebei aan en zeiden tegelijkertijd: "Wat mooi!"

Zo zie je maar weer dat ik nooit in de steek word gelaten als ik me maar bewust ben dat ik het niet meer weet, het niet zelf hoef te doen en altijd hulptroepen bij me heb. Oh ja en de WC is ook altijd een uitkomst. 



Thursday, June 27, 2024

Jeugdvriendje gevonden

Jarenlang zocht ik naar mijn jeugdvriendje. We speelden samen met knikkende knietjes blokfluit op het eindfeest van de lagere school in de Pijp in Amsterdam en hadden hele gesprekken over God en de bijbel want hij was van de Jehova's Getuigen. Nou ja, zijn ouders en dus moest hij ook mee langs de deuren en Bijbelstudie doen. Vond de gesprekken met hem interessant al had ik niets met zijn geloof en voelde me veilig met hem. We werden allebei een beetje gepest dus dan trek je helemaal naar elkaar toe. Ik kwam wel eens bij hem thuis en ze hadden een piano wat ik geweldig vond. Hij kon nog spelen ook en maakte zelf transistortjes wat een wonder voor me was.
Mijn moeder had discussies met hem over het geloof en tja, die won ze want ze was flink van de tongriem gesneden en wist veel van religie en spiritualiteit. Hij werd op een gegeven moment zo woedend toen ze hem in een hoek had gekletst dat hij een luciferdoosje naar haar gooide. Hij schaamde zich kapot en mijn moeder lachte triomfantelijk: "Ik ben altijd de sterkste!"
Ik had hem vele jaren eerder kunnen vinden. Elke keer als er Jehova's Getuigen aan de deur kwamen vroeg ik naar hem maar niemand kende hem. Ik vermoedde wel dat het niet klopte want hij was geboren en getogen in de Pijp en zijn ouders waren erbij. Na de schooltijd zagen we elkaar niet meer maar moest vaak aan hem denken.
Op een dag, in mijn dertiger jaren, stonden er twee keurige heren met stropdassen voor mijn deur. Of ik God kende... interessanter vond ik op dat moment dat ik één van hen wel kende. Was hij niet die mooie jongen die altijd met een gigantische paardenstaart en wapperende kleurige gewaden door Amsterdam liep? Zou hij het zijn? Ja hoor, het was 'm en sleurde de heren zowat naar binnen want ik wilde alles weten van de ommezwaai. Het leven als modeontwerper vond hij toch te oppervlakkig en had behoefte aan verdieping. Dat vond hij bij de Jehova's getuigen. Fijn dat hij het naar zijn zin had en nee ik hoefde niet maar wilde wel mee naar hun kerk in de hoop mijn jeugdvriendje daar te zien. Had hem al gevraagd of hij hem kende maar nee hoor. Vroeg het daar aan meer mensen maar niemand kende hem.
Vele jaren later kwam ik zijn zuster tegen en ze bracht me in contact met mijn jeugdvriend die inmiddels al jaren in een klein dorpje in Friesland woonde. Na al die jaren hoorde ik zijn stem door de telefoon en tot mijn verbijstering herkende ik zijn manier van ademen, lachen en zag hem zo voor me als hij toen was, vreemd is dat. We waren inmiddels een jaar of zestig dus er zaten heel wat jaren tussen.
Inmiddels heb ik 'm in het echt gezien. Een baardige heer, type artistiek en toen hij voor me stond, ontdekte ik na een tijdje mijn schoolvriendje onder zijn baard en ja hoor hij was het nog. Wat een feest van herkenning. Hij wist nog goed het moment met het luciferdoosje en vertelde hoe hij zich geschaamd had. Onze huid is ouder, onze haren grijs, het leven ging door ons heen met vallen en opstaan, de ziel blijft eeuwig puur en jong en sprankelend.
Ik vroeg of hij de modeontwerper kende en dat bleek jarenlang zijn beste vriend bij de Jehova's te zijn geweest. Hij had geen idee waarom zijn vriend niet had gezegd dat hij hem goed kende en wist waar hij woonde. Zie de modeontwerper af en toe in de stad, nu weer met prachtige opvallende kledij en interessante haardossen, hij is weer terug bij zijn oude beroep. We zijn altijd in gezelschap als we elkaar tegen komen en zeggen dan: "We gaan een keer koffie drinken" als het zover is dan vraag ik mijn vraag: "Waarom????"



Jean Ganière (omstreeks 1615-1666) Franse graveur, uitgever en handelaar in drukwerk



Wednesday, June 26, 2024

Impulsen en talenten

Over tijd voor jezelf en het ontwikkelen van talenten.

Af en toe neem ik een impulsendag. Zo noem ik het al jaren. Dan hoef ik niets en mag ik alles doen wat er in me opkomt. Meestal fiets ik langs mijn mooiste plekken in Amsterdam. De ene keer drink ik koffie op een terras of bel ik iemand waar ik op dat moment opeens aan denk: “Kom je ook?” Boeken kijken in boekwinkels, de Albert Cuypmarkt, lopen in het Vondelpark en in mijn “stamkroeg” de Roos de krant lezen in de serre waar ik als kind al langs fietste, fantaserend dat ik daar woonde. Nu kan ik als ik wil daar elke dag zitten en op dit moment schrijf ik hier dit stukje op een bruin zakje, ik heb ineens een schrijfimpuls.

Daarnet na een heen en weertje Albert Cuijp, fietste ik langs mijn oude lagere school in de Pijp. Het is impulsendag en de bomen zijn flink uitgelopen en elke lente is nog mooier dan ik dacht dat het zou zijn. Ik vervolgde de weg langs het Sarphatipark de hoek om. Daar stapte ik af en stond voor de deur waar ik als kleuter door mijn vader of moeder werd opgewacht. Een vriendelijke conciërge vroeg of hij me kon helpen en stelde me voor aan Soraya, een stagiaire van de PABO. De zeer enthousiaste jonge vrouw bood me uit zichzelf aan me rond te leiden.

Daar stond ik in het lokaal van mijn vierde klas. De meester vroeg of ik een pakje naar de overkant wilde brengen. Ik liep de trap af naar buiten en stond verloren voor de portieken. Waar moest ik aanbellen? Aan wie moest ik dat pakje nu geven? Ik durfde niet meer terug om te zeggen dat ik niet wist wat ik moest doen. Na een lange tijd ben ik toch de school weer ingegaan en met een rood hoofd bekende ik dat ik niet wist waar ik het pakje heen moest brengen. “Waar kom jij nou vandaan?” vroeg de meester. “van buiten… de overkant…” “Natuurlijk niet! De overkant is het lokaal aan de overkant, dommerdje.” Daar stond ik tweeënvijftig jaar later met net zulke vochtige ogen, maar dit keer van ontroering. Even was er geen tijd… alles is nu.
Het lokaal is totaal anders. Gezellige hoeken waar kinderen hun talenten kunnen uitwerken. Een vide waar de computers staan. Duizenden tekeningen aan de muur waar vroeger een of twee platen hingen waar ik trouwens erg van genoot.

Soraya vertelde enthousiast over de Oscar Carré school, zoals de school nu heet. Over de leerlingen die zo intelligent zijn en dat ze zo blij is dat op deze school talenten worden ontdekt en gestimuleerd. Dat miste ze op de VWO. Iemand die haar zou coachen om de goede keuze te maken en haar specifieke kwaliteiten hielp te vinden en ontwikkelen. Ik kom vaak op VWO-scholen en merk dat het daar nog wel eens aan ontbreekt. Als ik vraag “Wat zijn je talenten?” kijken ze me vaak vragend aan: “Hoe bedoelt u?” Geen onderwijzer die het daar over heeft gehad. Dat vertellen onderwijzers mij zelf ook. Er is geen tijd voor. Dat het vijftig jaar geleden nog niet gebeurde, tja… maar nu in 2018?
En daar is Soraya, die zelf gelukkig haar talenten gevonden heeft, aan het ontwikkelen is en ervan geniet om dat ook met de leerlingen te doen. Dat straalt ze uit. Wat zal zij haar leerlingen veel meegeven.. Ik wens elke leerling zo’n juf toe.




Uit: Gedachtenkracht

Friday, June 21, 2024

'Je moet het uitschreeuwen'

Toen we in de tachtiger jaren de kamers kregen in het Handelsbladgebouw moesten we flink schoonmaken. Er hadden junks op de kamer gewoond en het was een heel vies zooitje. Het pand was net aangekocht door de gemeente dus we waren officieel geen krakers.
Tijdens het schoonmaken kreeg ik flink eczeem en werd door de huisarts naar een dermatoloog gestuurd. Ik vertelde hem dat ik in een ex-kraakpand woonde en over de troep, misschien kwam het daarvan? De man trok een plastic handschoen aan, pakte mijn arm, keek naar me met een vies gezicht en zei: "Tja, dat komt ervan als jullie allemaal seks met elkaar hebben!" Ik was totaal van de kaart en belde mijn huisarts die meteen een andere dermatoloog doorgaf in het Burgerziekenhuis.
De man met baard droeg een oranje gewaad en een grote ketting met het portret van een andere man met baard. Ik wist niet wat ik zag. Hij pakte mijn handen met zijn blote handen en zei, terwijl hij me intensief in de ogen keek: "Je moet het uitschreeuwen, je moet het uitschreeuwen!!!" Ietwat verdwaasd stond ik weer buiten. Hij had gelijk... Ik had een hoop stress dus niet zo gek om lekker uit te schreeuwen.
Dat was mijn eerste ontmoeting met een sannyasin van Bhagwan, later Osho. Ik moest er niets van hebben en vond Bhagwan aanhangers belachelijk. Tegen medestudentes van de sociale academie in de Kuiperstraat die hem om hun nek hadden hangen zei ik: "Hoe kan je nou met die kerel om je nek lopen?"
Een paar jaar later bezocht ik zelf bijna elke dag het Bhagwancentrum op het Cornelis Troostplein en genoot van de meditaties en las vele boeken en at de heerlijkste chocolaatjes.
Dan keken ze je tijdens het dansen doordringend aan en oh wat was ik dan blij maar een minuut later keken ze een ander doordringend aan en zakte ik weer in. Op een avond torende er een lange man boven iedereen uit terwijl we dansten. Het was Ramses. Zijn charisma vulde de hele zaal. Ik danste om hem heen en had het idee dat we samen dansten maar ja de goede man zag me niet eens want hij keek ver over me heen. Bijna iedereen was verliefd op Ramses.
We zagen hem door de Vijzelstraat huppelen met zijn geliefde en dachten: 'dat is het echte leven, zoals die man leeft en zingt'.
Ach Baghwan deed rare dingen en zijn imperium stortte ineen. Zijn boeken vind ik nog steeds een inspiratie, dat wel. Mensen die altijd in een keurslijf hadden geleefd durfden ineens gek te doen en in oranje te lopen. Ze hadden het idee dat het ze bevrijdde. Bleek later toch niet helemaal want een oude bekende uit de vrouwenbeweging vertelde me een paar jaar geleden dat ze zich zo schaamde omdat ze op vrouwen viel. Verbaasd riep ik uit: "hoezo???" "Osho vindt dat niet goed."
Een Baghwan aanhangster kwam langs voor een massage toen ik in de Jodenbreestraat mijn praktijk had. Het was doodstil in de kamer en opeens een afgrijselijke horrorgil! Ik schoot een end de lucht in van schrik. Ach, ze zat onder de stress en tja... ze schreeuwde het uit. Ze was vast bevriend met de dermatoloog met de baard.



Thursday, June 20, 2024

Zwarte Greet en Gouden Beppie

Ja hoor... er was iets gaande. Mijn vader ontmoette een dame bij het Maarten Luther ouderencentrum toen hij drieënnegentig was. Hij zat drie keer per week bij een groepje mannen die elkaar niet veel te vertellen hadden. De krant werd voorgelezen maar die had mijn vader zelf al gelezen. Een aardige vrouw nodigde mijn vader uit om bij de vrouwen te zitten. Daar was het gezellig. De volgende keer durfde pa niet uit eigen beweging naar de vrouwen toe te gaan. Ik moedigde pa aan: "Ga nou fijn bij die leuke vrouwen zitten." Hij was te verlegen. Tot het moment dat de mannen een bal naar elkaar moesten gooien. Pa stond op en zei ferm: "dit trek ik niet!" en voegde zich bij de vrouwen.
De vrouw die hem eerder had uitgenodigd vond ie enig. Ze hadden zelfs al een paar keer afgesproken en elke keer vroeg ik: "hoe heet ze nou?" en dan wist ie het nog niet. "O ja... ik zal het de volgende keer vragen dan gaan we elkaar tatoeëren!". Beppie bleek ze te heten.
Beppie wilde me graag ontmoeten en ik was natuurlijk ook zeer nieuwsgierig. Toen we boven kwamen stond ze al bij de lift. Alles was goud aan Beppie. Haar blouse, haar haar, haar lippen en haar nagels. Beppie omhelsde me alsof we elkaar al jaren kenden en was zichtbaar ontroerd wat mij ook wel wat deed. Ze trok me de hal door naar binnen en zette me op een stoel. Voor zo'n oude dame van negenentachtig was ze behoorlijk sterk. Haar ogen leken te gloeien van levenslust en intensiteit. Mijn vader zat op de bank. Beppie trok een stoel bij mijn stoel, ging pal voor me zitten en keek me recht aan: "Vertel, wie ben je?". Ik dacht: 'O, God... mijn moeder in het Goud!' Van Zwarte Greet naar Gouden Beppie! Mijn moeder zou precies zo gedaan hebben en ja hoor Beppie praatte en praatte en mijn vader zat weer stil op de bank een beetje te suffen terwijl hij juist na mijn moeders dood zo los was gekomen. Het zal toch niet?
Ze hebben een aantal maanden een fijne tijd gehad. Borreltje bij Beppie en dan weer een borrel bij pa. Ik zorgde voor een advocaatje met slagroom waar Beppie dol op was en ze was altijd leve de lol en vol grapjes en wijze opmerkingen. Pa leefde op en zorgde dat hij er keurig uitzag. Het heeft niet lang geduurd. Beppie begon te herhalen en te herhalen en dat deed mijn moeder ook al jaren... het werd hem teveel. Beppie ging naar een verpleeghuis in Osdorp. Pa werd ziek en kon niet meer thuis wonen. Na een tijdje toen pa weer was opgeknapt gingen we op bezoek bij Beppie. Ze omhelsden elkaar hartelijk: "Oh, dus je woont niet meer in Osdorp?" "Nee, bij het Vondelpark." Oh, dus niet meer in Osdorp?" Zo ging het een tijdje en ik hoorde pa binnensmonds vloeken maar ze zaten hand in hand en daar ging het om.
Inmiddels zijn zowel zwarte Greet als gouden Beppie en stille Nico al jaren aan het hemelen. Ze hebben het gezellig daar en kennen geen jaloezie aan 'de andere kant'.

Miesmacher

Ooit ging ik met een vriendin mee naar haar ouders. Ik was verbaasd hoe ze elkaar begroeten terwijl ze elkaar toch een tijdje niet gezien hadden: "Hoi..." en ze liep zonder omhelzing of kus naar de keuken en pakte wat drinken uit de ijskast. Ik stelde me voor maar verder werd er niet veel gepraat. De vriendin zei later dat ze haar moeder zo'n warm mens vond en ik reageerde: "Hoe kom je daarbij? Daar zag ik helemaal niets van. Ze begroette je amper..." Ik was oprecht maar oh wat een domme opmerking. Ze begon het ook zo te zien en ik had haar warme gevoel naar haar moeder verpest. "Ja, je hebt eigenlijk wel gelijk..." zei ze teleurgesteld. Sommige dingen kun je maar beter niet zeggen maar ja het is nu te laat. 

Mijn beurt kwam ook toen iemand tegen me zei: "Jouw moeder is echt zo'n volkse vrouw." Mijn moeder? Mijn moeder had me altijd zelf verteld wat een koninklijk voorkomen ze had en zo zag ik haar ook als een heel bijzonder mens. Ik vroeg "hoezo?" "Die suikerspin op haar hoofd." Ineens zag ik mijn moeder als een volkse vrouw met een suikerspin in plaats van de mooie chique dame zoals ik haar in mijn hoofd had. Mijn moeder kon er zelf ook wat van. Had ik een nieuwe geliefde uit Frankrijk die ik zo mooi vond en zo speciaal. "Wat een raar nekkie heeft ze." Oh God, nu zag ik het ook: za had een raar nekkie. 

We kunnen ons beeld vormen en hervormen en we kunnen elkaars beeld verpesten en totaal verdraaien. Wat is nog ons eigen beeld en wat is het ware beeld. Is er wel een beeld? Er klopt niets van hoe we de wereld zien want het zijn allemaal aangeprate, ingebeelde projecties van projecties. Gelukkig heb ik het beeld dat ik van mijn moeder had weer hersteld naar 'normale' proporties, ten minste dat denk ik, mijn Franse vriendin was meer dan haar 'nekkie' en ik hoop dat de vriendin met de 'saaie moeder' haar beeld ook weer heeft bijgesteld. Wat doen we elkaar toch soms aan met onze opmerkingen? 

Zo werkt het in organisaties ook... de één zegt wat over de ander en de ander zegt wat over de één waardoor half, nee: bijna heel Nederland met een vervormd beeld rondloopt. Laten we onze mond spoelen met zeep en ons bezighouden met onze eigen ontwikkeling en was me de oren als ik zoiets ooit weer zeg...

Wednesday, June 19, 2024

Mijn vader op zoek naar zichzelf

Mijn moeder overleed in juni 2008. Op de begrafenis zei mijn nicht: "Kijk je vader eens!" Hij zat gezellig te praten met mijn vriendinnen. Vooral mijn familie was met stomheid geslagen. Is dat Nico? Voor het eerst in zijn leven, op zijn negentigste, zat hij op de praatstoel tijdens de lunch in het Mirandapaviljoen. Al die aandacht van al die mensen die hem vroegen over zijn leven. Hij bloeide helemaal op. Ma was degene die altijd alle aandacht opeiste en ze deed dat met verve. Als je vroeg: "Nico, hoe is het met je?" dan antwoordde zij: "Oh, het gaat zo goed met Nico, ik hou hem jong!" Ik heb al veel over haar geschreven, nu was mijn vader aan de beurt.
In het begin werd hij op de galerij van de ouderenflat op Meer en Vaart door allerlei dames aangesproken om te condoleren. Ik dacht nog even dat hij binnen de kortste keren alweer verkering zou hebben. Toch liep dat anders, want na de eerste belangstelling zakte het al snel af. Pa viel terug en ik zag hem vereenzamen. Ik nam hem een paar keer mee om samen in het ouderencentrum om de hoek te eten. Hij vond er niets aan: “Moet ik tussen die oudjes zitten?”
Ma zwaaide de scepter in huis en pa had daar niet veel over te zeggen. Alles werd door mijn moeder verzet en herverzet en ze vroeg wel twintig keer: “Hoe staat het vaasje daar? Of daar? Of toch maar hier?” En als pa zei: “Nou, hier dan maar…” dan werd het toch natuurlijk daar. Dat weet ik nog uit mijn jeugd in de Pijp toen ging het ook al zo.
Pa liep op zijn tenen door het huis. Ik kwam erachter dat hij zelfs achterstevoren tv keek. Op mijn vraag waarom hij de stoel niet omkeerde zodat hij pal voor de tv zou zitten, zei hij: “Dat vind je moeder niet goed.” “Maar ma is dood”, zei ik verbaasd. “Ja, maar je weet maar nooit”, zei pa. Dat kwam natuurlijk door mij omdat ik zeker weet dat ma nog ergens rondzweeft. Daar is pa door aangestoken. Heb het veel over de ziel en onsterfelijkheid als troost en ondersteuning omdat ook hij niet al te lang meer zal hebben. Dit was natuurlijk niet mijn bedoeling.
Pa hoorde elke avond venijnige tikken in de bestek-la en verdacht ma ervan de tikker te zijn. Niet zo gek, want hij at haast niets en ma wilde natuurlijk dat hij weer ging eten. Logisch dat de bestek-la de aangewezen plek is om hem aan te sporen weer te eten.
Een paar weken later belde pa me met de mededeling dat hij een draaistoel wilde kopen zodat hij de stoel kon draaien van de tv naar de tafel. Hij kreeg pijn in zijn nek. Ook wilde hij een lamp bij de stoel en hij hing overal foto’s op van ma, zijn ouders en van mij. Revolutie, het huis was nu van pa.
Omdat ik het leuk vond en ook om pa te redden van de eenzaamheid, nam ik hem soms mee naar bijeenkomsten, zoals bijvoorbeeld meditatieavonden, stilteconcerten en soms zelfs naar mijn werk. Af en toe werkte ik in een ouderencentrum in Brabant, waar een prachtig restaurant bij is. Terwijl ik een aantal uren een workshop gaf, liet pa zich verwennen door het personeel, dat ik daar ooit trainde op klantvriendelijkheid. Hij zat dan met zijn stapel boeken voor zich, over de zin van het leven, volop te genieten. Mijn vader was een dankbare klant.
Mijn vrienden gaven lessen in meditatie en pa zat twee uur aandachtig te luisteren en mee te mediteren. In het begin zat ik alleen over hem te mediteren omdat ik in de gaten hield wat en hoe hij deed. Verveelde hij zich niet? Zakt hij niet weg? Viel hij niet in slaap? Nee hoor, pa zat rechtop… voeten op de grond en totaal alert.
Tijdens de bijeenkomsten werd hem regelmatig gevraagd: “Mijnheer Ruijterman hoe vindt u de lessen?” “Tja”, zegt pa… “Het leven is een mysterie en ik begrijp nu nog niet wat de zin ervan is… maar het is heel erg interessant en dat ik op mijn negentigste nog op zoek ben naar mezelf is een wonder!”
En dat was het! We hebben nog vijf jaar samen vele avonturen beleefd.

Schilderij door Riet Karsenbarg





Tuesday, June 18, 2024

'Ik hoef niets meer'

‘Ik hoef niets meer!’ was de kop van een overlijdensadvertentie die ik een tijd geleden in de krant tegenkwam. Dat kwam aan. Een vrouw die net vijfenzestig is geworden en heeft geleefd met het gevoel van alles te moeten. Dat was mijn interpretatie. De dood bracht de verlossing. Zo’n advertentie wil ik niet als ik dood ben. Dus zaak om de boel even op een rij te zetten. Die vrouw geeft de wereld een groot cadeau omdat het ons de gelegenheid geeft eens na te denken over ons leven.

Als ik met mensen werk die burn-out dreigen te raken is één van de grootste oorzaken dat ze het idee hebben zoveel te moeten. Van de omgeving, van zichzelf. Als ze onderzoeken hoe dat werkt en zichzelf bevrijden van het 'gemoet', voelt het alsof er een zware rugzak van ze afvalt. Toch sluipt het er stiekem weer in als je niet oplet.

Wat moet ik allemaal van mezelf? Ik moet altijd een half uur ergens van te voren zijn. Ik hou niet van te laat komen. Als ik een hoop dagen heb ingepland voor mijn werk en er is pas over twee weken uitzicht op een vrije dag dan voel ik me opgesloten. Dus plan ik altijd elke dag tijd voor mezelf. Even helemaal niets. Eén van die moeten-dingen is de boekhouding. Daar kan ik vreselijk tegenop zien. Gelukkig heb ik een geweldige boekhouder die bijna alles voor me doet. Ik moet alleen de bonnetjes in een map doen. Als ik eenmaal bezig ben valt het reuze mee en ga ik het zelfs nog leuk vinden ook. Wat moet ik willen van mezelf?

Ik wil veel vrije tijd voor mezelf en dat is een prettig moeten, want dan moet ik helemaal niets. Ik moet willen genieten van het leven. Van de lente, van de merels die fluiten, van met een boek voor de kachel als het regent. Nou dat is geen zware opdracht. Dat moet ik graag en doe ik ook. Ik moet van mezelf naar mensen kijken zoals ze werkelijk zijn en dat wil ik ook. Dus ik ga nu van moeten naar willen. Daar is mijn werk op gebaseerd dus dat is geen werken maar spelen. Ik wil niets vanzelfsprekend nemen. Met als gevolg dat ik bijna in een constante staat van verwondering ben en dat is zalig. Ik wil voelen wat er te voelen is of het nu verdriet of geluk is. Dan kan ik nog vrijer leven en hoef ik later niet zo’n advertentie te zetten.







Grootouders, armoede en indirecte inspiratie

Mijn vaders vader was typograaf in Hilversum. Heb mijn grootouders van vaders kant niet bewust gekend want ik was een peuter toen ze stierven. Mijn vader vertelde in zijn laatste jaren tot mijn verbazing dat mijn opa altijd naar bijeenkomsten van Krishnamurti ging. Hij zong in het rode mannenkoor en leerde Esperanto.

Op de dag dat mijn moeder voor het eerst bij mijn grootouders thuis kwam begon hij ineens te zingen. Het was een klein mannetje en ze schrok zich bijna dood, hij had een stem als een klok en dat had ze niet verwacht. Door hem raakte mijn moeder geïnteresseerd in boeken lezen en spiritualiteit. Ze hadden felle discussies samen over het leven en politiek. Ondanks zijn werk als typograaf waren mijn grootouders arm toen ze oud waren en moesten mijn ouders bijspringen. Dat noemden ze alimentatie. Zo ging dat in de tijd voor Drees met de AOW kwam. Ik vond net deze aanmaning. Niets voor mijn ouders om achter te lopen met betalingen maar ze hadden ook weinig geld. Ze hielpen waar ze konden.

Ik realiseer me dat mijn opa, via mijn moeder, mij indirect ook inspireerde omdat ik met haar spirituele boeken uit de bibliotheek meelas.

*Esperanto is een internationale kunsttaal, ontworpen door Lejzeer Zamenhof in 1887. Hij wilde dat mensen uit verschillende culturen met elkaar kunnen communiceren.

Leve Drees en de AOW waar ik nu van mag meegenieten. Ps. Ik werk nog wel hoor af en toe.








Tien politiemannen

Over je groot houden en de opluchting van eerlijk zijn.

Het was de eerste keer dat ik een training gaf aan de politie. Zes maal drie dagen met tien politiemannen in een hotel. Ik had het idee dat ik aardig van al mijn vooroordelen af was, maar ze moesten in de training veel van zichzelf laten zien en ik vroeg me af of dat zou lukken met tien van die macho’s.
Ach ja, ik kom uit de vrouwenbeweging en was behoorlijk fanatiek, dus het zat nog in mijn bloed.
Na de kennismaking en nadat ik mijn verhaal had verteld om de boel op gang te krijgen, begon de eerste: Hij had zichzelf uit een zware depressie geholpen door meditatie. Nu was hij van de antidepressiva af.
De tweede deed aan aura-reading. De derde had tranen in zijn ogen toen hij over een afschuwelijke gebeurtenis in zijn loopbaan vertelde en zo ging het maar door.
Ik zat verbijsterd te luisteren en al mijn overgebleven vooroordelen vlogen het raam uit.
We hadden een prachtige tijd en iedereen was open en eerlijk en we bloeiden en groeiden.

Tot de vierde driedaagse. Ik moest iets uitleggen wat ik zelf niet begreep. Ik belde mijn collega’s om te vragen hoe zij het aanpakten. Elke keer dacht ik dat ik het nu wel wist, maar als ik het zelf aan het uitleggen was, kwam ik er weer niet uit.
Die dagen liep ik op mijn tenen. Ik wilde de groep niet teleurstellen en mezelf ook niet en ik ging maar door. Ik zag de ogen van de mannen wegtrekken. Weg alle verbondenheid en openheid. Ik voelde me verschrikkelijk.
De laatste dag tijdens de evaluatie dacht ik: nog even volhouden en dan kan ik me laten gaan. De tranen branden achter mijn ogen.
Tot één van de mannen zei: “Marja, je bent emotioneel hè?” Ik hield het niet meer.
Niet een paar tranen, nee zeeën. Blèren. Daar zat ik als oud-feministe voor tien politiemannen te huilen. Wegrennen had geen zin. Ik hield mezelf voor dat ik wilde stoppen met het vak.
Toen de ergste tranen gedroogd waren, begon ik te praten. Ik vertelde hoe ik me had gevoeld. Dat ik het zelf niet wist en dat ik het niet wilde toegeven. Dat ik het vreselijk vond dat ik hun ogen zag wegtrekken en dat het goede gevoel weg was. Op dat moment kwamen ze allemaal om me heen staan en begonnen ze me te omhelzen.

Wie had dat kunnen denken? We hebben nog lang nagepraat en ik nam me heilig voor om het in het vervolg meteen te zeggen als ik ergens niet uitkwam. Daar heb ik me tot nu toe aangehouden. Meteen zeggen wat ik voel ook als ik merk dat er bij de groep iets speelt. Dat geeft openheid en ontspanning.

Jaren later had ik een etentje met de man die me aan het huilen had gekregen. Hij is een goede vriend geworden. Inmiddels is hij zelf trainer en coach.
Hij vertelde dat hij heel tevreden was over een trainingsdag met zijn groep. Tijdens de evaluatie zei een vrouwelijke deelneemster dat ze het wel wat langdradig had gevonden.
Zijn reactie: “Dan heb je het verkeerde beroep gekozen!” Terwijl hij het zei, besefte hij wat hij deed. Ook bij hem brandden de tranen achter zijn ogen.
Hij bood meteen zijn excuses aan en gaf toe dat hij totaal verkeerd reageerde. Haar feedback was als een dolksteek binnengekomen.
Toen vertelde hij de groep het verhaal over een trainster die ooit in huilen uitbarstte.

Tip:

Tel vandaag hoe vaak je oordeelt over iemand of over jezelf. Stop een euro per oordeel in een potje en als aan het eind van de dag het potje leeg is: leg dit boek dan weg, want je hebt het niet meer nodig. Is het potje vol: lees dan door.

Heb je een vooroordeel over iemand en realiseer je je dat? Ga in gesprek en leer de ander kennen.

Geef je een training of doe je je werk en voel je dat je op je tenen loopt? Dat je je groot houdt om niet af te gaan? Haal diep adem, adem uit en zeg eerlijk wat je voelt… mensen kijken je wat vreemd aan. Even later voelen anderen zich ook vrij om zich bloot te geven.

Kijkt iemand je boos aan en word je onzeker? Vraag meteen wat er aan de hand is. Het kan een interpretatie zijn. Het beste is nog even vragen in de pauze. Het levert mij altijd mooie gesprekken op.



Uit: Placebo's en fluitende fietsen