Mijn vader en ik wandelden langs de Sloterplas achter zijn huis. We genoten van de zon en het uitzicht.
Op het terras van het dienstencentrum Maarten Luther dronken we nog wat. In de zon zat een vrouw in een gigantische rolstoel. Twee benen in het gips en een hoed met een brede rand op haar hoofd. Een badge op haar hoed vermeldde: "Ik ben slecht...".
Net toen ik haar wilde vragen waarom ze die badge op had zag ik achter de hoedenrand nog het woordje "ziend".
Ik vertelde haar mijn vergissing en ze moest lachen. Twee jaar geleden kreeg de tachtigjarige vrouw een dwarslaesie door de fout van een chirurg. Daarna moest ze een oog missen vanwege de fout van een andere arts. Tot overmaat van ramp viel vorige week de rolstoel naar achteren en bleek ze twee gebroken benen te hebben.
Terwijl ze achterover op de grond lag moest ze vreselijk lachen. Ze voelde niets van de breuken omdat er geen gevoel in haar benen is. Gelukkig kwam de hulp even later binnen en die schrok erger dan zijzelf.
Ik vroeg hoe ze dat allemaal verwerkte. "Ach, ik leef nog en ik heb heerlijke kinderen en kleinkinderen en ik ben dol op luisterboeken". Ze wilde de artsen niet aanklagen. "Zo'n gedoe".
De vrouw had duidelijk plezier in het zonnetje, het terras en het praatje.
"Af en toe ben ik woedend" en ze gromde als een leeuw en stak haar nagels uit. Ze moest om zichzelf lachen. Toen ze opstapte, pardon wegreed ging de stoel alle kanten op. "Nog niet gewend aan de knoppen" riep ze met een komische blik. Pa en ik keken haar nog na toen ze de hoek al om was.
.